Oefenen 19e eeuw

Dochtertje tegen haar moeder:
'Moeder, of u dadelijk thuiskomt! Pietje is van de
trap gevallen en de dokter zegt dat hij een hersenschudding
heeft.' De moeder antwoordt: 'Over twee uur word ik afgelost. Dan kom ik dadelijk thuis hoor! Plicht voor alles.'

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Dochtertje tegen haar moeder:
'Moeder, of u dadelijk thuiskomt! Pietje is van de
trap gevallen en de dokter zegt dat hij een hersenschudding
heeft.' De moeder antwoordt: 'Over twee uur word ik afgelost. Dan kom ik dadelijk thuis hoor! Plicht voor alles.'

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat is GEEN oorzaak v.d. groei van de Engelse economie in de 18e eeuw?
A
toepassen wetenschappelijke kennis in landbouw
B
krimp van de bevolking
C
beschikbaarheid van meer voedsel
D
koloniën produceerden goedkope grondstoffen

Slide 9 - Quizvraag

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
huisnijverheid
B
industrialisatie
C
stoommachine
D
agrarische samenleving

Slide 10 - Quizvraag

In welke sector startte de industriële revolutie?
A
mijnbouw
B
ijzerindustrie
C
dienstensector
D
textielindustrie

Slide 11 - Quizvraag

Welke uitvinding zorgde voor de verplaatsing van productie naar fabrieken?
A
waterframe
B
stoommachine
C
elektriciteit
D
lopende band

Slide 12 - Quizvraag

Wie zorgde ervoor dat de stoommachine op grote schaal kon worden ingezet?
A
Adam Smith
B
Louis Armstrong
C
Karl Marx
D
James Watt

Slide 13 - Quizvraag

Volgens Adam Smith was het de taak van de overheid om ....
A
de economie met allerlei wetten te sturen
B
de eigen economie te beschermen tegen andere landen
C
zich zo min mogelijk te bemoeien met de economie
D
zich actief te bemoeien met de economie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is GEEN gevolg van het economisch liberalisme?
A
slechte leef- en werkomstandigheden arbeiders
B
afschaffing gilden
C
weinig vrijheid voor ondernemers
D
afschaffing mercantilistische wetten

Slide 15 - Quizvraag

wat betekent "Industriele Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd

Slide 16 - Quizvraag

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Belgie
B
Nederland
C
Engeland
D
Amerika

Slide 17 - Quizvraag

De industriële revolutie begon in Engeland omdat:
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in koloniën
D
er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 18 - Quizvraag

De agrarische revolutie was een oorzaak van de industriële revolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Welke groep kreeg meer macht door de Industriële Revolutie?
A
Burgers
B
Boeren
C
Adel
D
Vorsten

Slide 20 - Quizvraag

In het handelskapitalisme investeren ondernemers in machines + grondstoffen om zelf te produceren.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 21 - Quizvraag

Welke uitspraak past NIET bij het nationalisme.
A
mensen behoren tot verschillende volken
B
voorliefde voor cultuur van het eigen land
C
opkomst in 18e eeuw
D
elk volk heeft een gemeenschappelijke geschiedenis

Slide 22 - Quizvraag

In welk jaar werd Duitsland een eenheidsstaat?
A
1815
B
1848
C
1866
D
1871

Slide 23 - Quizvraag

Deze afbeelding past het beste bij:
A
liberalisme
B
conservatisme
C
socialisme
D
nationalisme

Slide 24 - Quizvraag

In welk jaar erkende Nederland de onafhankelijkheid van de Belgische staat?
A
1648
B
1815
C
1830
D
1839

Slide 25 - Quizvraag

Welk land viel NIET uit elkaar in de 19e/begin 20e eeuw?
A
Italië
B
Ottomaanse Rijk
C
Oostenrijk
D
Nederland

Slide 26 - Quizvraag

Deze afbeelding betreft ...
A
Eenwording Duitsland
B
Belgische revolutie
C
Start WO1
D
Franse Revolutie

Slide 27 - Quizvraag

Het modern imperalisme ontstaat ...
A
rond 1870
B
rond 1914
C
in de 17e eeuw
D
in de oudheid

Slide 28 - Quizvraag

Deze afbeelding past het beste bij ...
A
nationalisme
B
liberalisme
C
modern imperialisme
D
industriële revolutie

Slide 29 - Quizvraag

Wat is GEEN motief/reden voor het modern imperialisme?
A
kolonie als afzetmarkt voor grondstoffen
B
nationalisme
C
verspreiden Europese beschaving
D
verspreiden christelijk geloof

Slide 30 - Quizvraag

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
imperialisme
B
nationalisme
C
white man's burden
D
industrialisatie

Slide 31 - Quizvraag

Tijdens deze bijeenkomst (1814-1815) besloten Europese landen over de toekomst van Europa. Geef de naam van deze bijeenkomst.

Slide 32 - Open vraag

Toen Napoleon was verslagen vonden de oude koningen dat alles zoveel mogelijk moest worden teruggedraaid. Hoe noemen we dit verschijnsel?

Slide 33 - Open vraag

Uitspraak : "De bevrijding van de arbeid moet het werk van de arbeidersklasse zijn (…). Van deze grondstellingen uitgaande, streeft onze partij met alle wettelijke middelen naar de vrije maatschappij; naar opheffing van de onredelijke loonwet, door afschaffing van het systeem van loonarbeid en terzijdestelling [afschaffing] van alle sociale en politieke ongelijkheid."
Bij welke stroming past deze uitspraak het beste?
A
sociaal-democratie
B
communisme

Slide 34 - Quizvraag

Zet onderstaande staatsvormen van Nederland tussen
1795-1813 in de juiste volgorde:
a. Bataafse Republiek
b. Koninkrijk Holland
c. Frans keizerrijk
A
a-b-c
B
b-c-a
C
c-a-b
D
c-b-a

Slide 35 - Quizvraag

Wie waren blij met de beslissingen die werden genomen op het Congres van Wenen?
A
conservatieven
B
liberalen
C
socialisten
D
communisten

Slide 36 - Quizvraag

Welk jaar staat bekend als het revolutiejaar?
Een jaar waarin een 2de golf liberale revoluties door Europa trok.
A
1806
B
1848
C
1871
D
1914

Slide 37 - Quizvraag

Wie werd in 1815 de koning van Nederland?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I
C
Willem II
D
niemand

Slide 38 - Quizvraag

Wat past niet bij de macht van de Willem I ?
A
hij kon minister kiezen
B
hij kon het parlement naar huis sturen
C
hij kon regeren dmv. Koninklijke Besluiten
D
hij was niet gebonden aan de grondwet

Slide 39 - Quizvraag

Welke hervorming werd NIET ingevoerd in Nederland in 1848?
A
algemeen kiesrecht
B
ministriële verantwoordelijkheid
C
vrijheid van onderwijs
D
vrijheid van vergadering

Slide 40 - Quizvraag

De invoering van de ministriële verantwoordelijkheid gaf meer/minder macht aan de koning?
A
MEER
B
MINDER

Slide 41 - Quizvraag

Welk Europees land schafte als eerste de slavenhandel af?
A
Nederland
B
Groot-Brittannië
C
Frankrijk
D
Europese landen deden niet aan slavenhandel

Slide 42 - Quizvraag

Deze afbeelding past bij de 1ste feministische golf.
A
KLOPT
B
KLOPT NIET

Slide 43 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor gelijkberechtiging?
A
Feminisme
B
Socialisme
C
Emancipatie
D
Confessionalisme

Slide 44 - Quizvraag

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
industrialisatie
B
sociale kwestie
C
confessionalisme
D
socialisme

Slide 45 - Quizvraag

De tekenaar van deze cartoon is waarschijnlijk een ...
A
liberaal
B
socialist
C
kapitalist
D
arbeider

Slide 46 - Quizvraag

Welk begrip past bij deze omschrijving:
Politieke stroming waarbij het geloof (rooms-katholiek of protestants) uitgangspunt is voor het politieke handelen.

Slide 47 - Open vraag

Welk begrip hoort bij deze omschrijving:
Organisatie van arbeiders die samen strijden voor betere arbeidsomstandigheden en meer loon.

Slide 48 - Open vraag

Welk begrip hoort bij deze omschrijving: De uitbreiding van het kiesrecht over een steeds grotere groep burgers

Slide 49 - Open vraag

Welk begrip hoort bij deze omschrijving: De groep mensen die zelf geen productiemiddelen bezitten en alleen geld kunnen verdienen door hun arbeid te verkopen.

Slide 50 - Open vraag

Het verschijnsel vanaf de 19e eeuw waarbij Europese landen streven naar een groot koloniaal rijk en de koloniën gebruiken als producenten van grondstoffen en als afzetgebieden.
Noteer begrip dat hier omschreven wordt!

Slide 51 - Open vraag