Uitleg toets

Uitleg toets

Wednesday the 15th of November!

Woordenlijst
Grammar 1 tot 6
1 bekende leestekst -> nieuwe vragen!
1 onbekende leestekst
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Uitleg toets

Wednesday the 15th of November!

Woordenlijst
Grammar 1 tot 6
1 bekende leestekst -> nieuwe vragen!
1 onbekende leestekst

Slide 1 - Tekstslide

Woordenlijst
Altijd staan de woorden in een zin
1. Woord Engels -> Nederlands (10 woorden)

It is difficult to predict the weather more than two weeks in advance.

Predict -> voorspellen


Slide 2 - Tekstslide

Woordenlijst
2. 10 Nederlandse woorden, bij de goede zin plaatsen + vertaling
Rondvraag Fietsbel Antwoord

My school held a _______________________ and it turns out that a lot of students would like to have a party or prom at the end of the schoolyear.

Rondvraag = Survey


Slide 3 - Tekstslide

Woordenlijst
3. Woord Nederlands -> Engels (10 woorden)



Keep in mind that the teams will be chosen at willekeurig. You can’t choose yourself.

Willekeurig -> random

Slide 4 - Tekstslide

Grammar 1 (5)
Word order
Vraag is de zin goed? Ja vul in Correct. Nee maak de zin correct

They had been skating in the park for hours. Goed? Ja of nee? 
Lisa is going on sunday to a concert. Goed? Ja of Nee?
I never have seen this movie before. Goed? Ja of nee?


Slide 5 - Tekstslide

Grammar 2 (5)
Still, already and anymore
Add one to a sentence

He plays football at forty. Welk woord? Waar?
Have you paid the bill? Welk woord? Waar?

Slide 6 - Tekstslide

Grammar 3 (5)
Active to passive. 1 krijg je 2 moet je maken. Alleen werkwoord vervoegen

1. The girl kicks the ball.
2. The ball is kicked by the girl.
1. The woman drove the car.
2. The car was driven by the woman.

Slide 7 - Tekstslide

Grammar 4 (5)
a, an, the of nothing (articles)

1.Let’s play ___ chess.
2.She wants to become ___ engineer.
3.This is ___ car I bought yesterday.

Slide 8 - Tekstslide

Grammar 5 (5)
Relative clauses. Fill in who, which, whose or nothing

She worked for a man ____ used to be an athlete
The book, ___ I borrowed from the library, is a bestseller.
The car, ___ color is blue, belongs to my sister.

Slide 9 - Tekstslide

Grammar 6, Past tenses (10)
Kies de juiste tijd! Let ook op signaalwoorden (before, yesterday, for). Is er een connectie met het nu?

We went to the cinema last week. (last week)
Once we had chosen our food, the waiter took our order. (once)
I saw a lovely dress while I was shopping, maybe I’ll go back and buy it. (while
When their mum got home, the boys had been watching TV for two hours. (for)

Slide 10 - Tekstslide

Lezen
Bekende tekst -> wel nieuwe vragen
Onbekende tekst -> oude examentekst

Slide 11 - Tekstslide