Week 6 Hoofdstuk 2 Omgaan met kritiek

Beroepsthema 2 
Communicatie op het werk
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Beroepsthema 2 
Communicatie op het werk

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Omgaan met kritiek

Slide 2 - Tekstslide

Omgaan met kritiek op een foute  
manier.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom is deze manier van omgaan met kritiek fout?

Slide 4 - Open vraag

Omgaan met kritiek op een goede manier.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom is deze manier
van omgaan met
kritiek goed?

Slide 6 - Woordweb

Stel, een collega heeft kritiek op jouw werk, maar je bent het daar niet mee eens. Welk gevoel geeft jou dat dan?

Slide 7 - Open vraag

Hoofdstuk 3
Overleggen en vergaderen

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken van
een werkoverleg

Slide 9 - Woordweb

Wat wordt er besproken tijdens een werkoverleg?

Slide 10 - Open vraag

Wat staat er in een
besluiten- en actielijst?

Slide 11 - Woordweb

Wat is het nut van een besluiten- en actielijst?
(meerdere antwoorden zijn mogelijk)
A
Dat iedereen kan en mag doen waar hij zin in heeft.
B
Taken worden daardoor dubbel uitgevoerd.
C
Dan weet iedereen wat hij moet doen.
D
Taken worden daardoor niet dubbel uitgevoerd.

Slide 12 - Quizvraag

Waarom is het wel/ niet belangrijk dat er regelmatig werkoverleggen zijn?

Slide 13 - Open vraag

Studiemeter
Omdat-want-maar
&
Zoals-evenals-alsof

Slide 14 - Tekstslide

VOEGWOORDEN
die twee zinnen verbinden
zijn, dus, en, maarof, want, aangezien, als, dat, doordat, hoewel mits, nadat, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra

VOORBEELD:
- Milou zit op tennis, maar haar zusje hockeyt liever.
- Voordat Els iets kon zeggen, was Joris al vertrokken,

Slide 15 - Tekstslide

Voegwoorden 
maar
Tegenstelling: maar
Het voegwoord 'maar' geeft een tegenstelling aan.


Ik vind je wel leuk, maar ik ben niet verliefd op je.

Slide 16 - Tekstslide

Voegwoorden
Omdat-want
Reden/ oorzaak: want, omdat
De voegwoorden 'want, omdat, geven aan waarom iets is. Ze geven een reden of oorzaak aan.

Yasmine is goed in grammatica, omdat ze zo goed geoefend heeft.

Bij omdat verandert de volgorde in de tweede zin, de werkwoorden komen namelijk achteraan te staan. Vergelijk:

Ik ga naar mijn oma, want ze is jarig.
Ik ga naar mijn oma, omdat ze jarig is.

Slide 17 - Tekstslide

Voegwoorden 
Zoals
Als en zoals kunnen gebruikt worden om personen, dieren of zaken te vergelijken of door middel van een voorbeeld nader uit te leggen
  • Huisdieren zoals katten en honden worden 's zomers vaak naar een asiel gebracht?

Slide 18 - Tekstslide

Voegwoorden
Alsof

  • Het luidt een vergelijking in
Alsof de zon plotseling achter de wolken vandaan gekomen was, zo klaarden alle gezichten op toen hij het goede nieuws vertelde.
  • als iets niet is wat het lijkt
De teleurgestelde ouders deden alsof ze heel tevreden waren met de prestatie van hun kind. 

Slide 19 - Tekstslide

Voegwoorden
Evenals
Evenals kan gebruikt worden in twee betekenissen.
  • Van oorsprong is het een voegwoord van vergelijking, met de betekenis 'net (zo)als'. 

Evenals zijn voorgangers heeft de minister in deze zaak een duidelijk standpunt ingenomen.

  • Evenals kan ook gebruikt worden in de betekenis 'alsook, en (ook)'.

De Vlaamse havens evenals die van Brussel en Luik blijven een heel belangrijke factor in de Belgische economie.



In sommige zinnen, zoals zin (6), kan evenals geparafraseerd worden als 'en (ook)' of als 'net zoals'. Het betekenisverschil tussen beide omschrijvingen is in de praktijk verwaarloosbaar.

(6) Ze hebben contact opgenomen met de lokale autoriteiten, evenals met de Nederlandse ambassade.

Evenals is een vrij formeel woord. Gewonere synoniemen zijn: net als, net zoals; en, en ook.

Slide 20 - Tekstslide

Maak opdracht 6, 8 en 9 (pag 194-198 ) in je Via Werkboek.
Stuur opdracht 6 door via de chat,  hiervoor krijg je een punt.
Opdrachten en huiswerk
Studiemeter:
Stijl: Omdat-want-maar (3 oefeningen)
Zoals-evenals-alsof (3 oefeningen)

Slide 21 - Tekstslide