In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2:
Het weer
Slide 1 - Tekstslide
Programma van de les
Herhaling 2.2
Vervolg uitleg paragraaf 2.2
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Van welke fase naar welke fase gaat een stof over tijdens het smelten?
A
Vast —> vloeibaar
B
Vloeibaar —> gas
C
Vloeibaar —> vast
D
Gas —> vloeibaar
Slide 3 - Quizvraag
Deeltjesmodel: Deeltjes bewegen in de gas fase harder dan in de vloeibare fase
A
Niet waar, want de gasdeeltjes zijn kouder
B
Niet waar, want de gasdeeltjes zijn warmer
C
Waar, want de gasdeeltjes zijn kouder
D
Waar, want de gasdeeltjes zijn warmer
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noem je het als water van de vloeibare fase naar de gas fase gaat?
A
sublimeren
B
verdampen
C
koken
D
stollen
Slide 5 - Quizvraag
Hoe heet de fase-overgang van de vaste naar de vloeibare fase?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 6 - Quizvraag
Hoe heet de fase-overgang van de vloeibare naar de gasvormige fase?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 7 - Quizvraag
overgang van vaste fase naar vloeibare fase heet:
A
koken
B
stollen
C
smelten
Slide 8 - Quizvraag
wat is de eenheid van luchtdruk?
A
bar
B
Pa
C
N/m2
D
N
Slide 9 - Quizvraag
De luchtdruk is het hoogst
A
Op zeeniveau
B
Op een berg
C
Maakt niet uit, de luchtdruk is overal op aarde hetzelfde.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de luchtdruk?
A
De kracht waarmee de lucht op de aarde drukt
B
De massa waarmee de lucht op de aarde drukt
C
alle lucht die boven de aarde aanwezig is
D
de druk in de lucht
Slide 11 - Quizvraag
Stel; In Nederland is de luchtdruk laag en in Duitsland de luchtdruk hoog. Wat gebeurt er?
A
Niets
B
Er ontstaat wind van Nederland naar Duitsland
C
Er ontstaat wind van Duitsland naar Nederland
D
De wind waait vanuit beide landen richting de evenaar
Slide 12 - Quizvraag
De luchtdruk was:
A
1015 mbar
B
760 mbar
C
1015 hPa
D
760 hPa
Slide 13 - Quizvraag
Sleep de hoge- en lage luchtdruk naar de juiste plek op de weerkaart
Hoge luchtdruk
Lage luchtdruk
Slide 14 - Sleepvraag
Hoge luchtdruk
Lage luchtdruk
Veel neerslag
Veel zonneschijn
condensatie
verdamping
Lucht stijgt op
Slide 15 - Sleepvraag
Leerdoelen
De leerling kan in eigen woorden beschrijven wat luchtdruk is.
De leerling kan uitleggen hoe een barometer werkt.
De leerling kan kan in eigen woorden beschrijven wat een lagedrukgebied/ hogedrukgebied is.
De leerling weet het verschil tussen luchtdruk en absolute druk
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Paragraaf 2.2 Luchtdruk
Omdat lucht niet niets is, heeft lucht ook een gewicht.
Deze luchtlaag bevat allemaal deeltjes die alle kanten op bewegen. Daardoor oefenen ze kracht uit naar alle kanten. Dit noem je de luchtdruk (P) (pressure).
Deze luchtdruk meet je met een barometer. De barometer geeft je de atmosferische druk. (oftewel, de kracht waarmee de atmosfeer op de aarde drukt).
Slide 18 - Tekstslide
Paragraaf 2.2 Luchtdruk
De luchtdruk wordt gemeten in Pascal (Pa) of Bar
1mbar (millibar)= 1 hPa (hectopascal)
De luchtdruk is niet altijd hetzelfde. Als je
hoger komt, zit er minder lucht boven je
en die druk dan ook minder op je.
Slide 19 - Tekstslide
Paragraaf 2.2 Luchtdruk
Er zijn ook plekken waar geen lucht meer drukt. Er is dan sprake van een vacuüm.
Slide 20 - Tekstslide
hetklokhuis.nl
Slide 21 - Link
Paragraaf 2.2 Luchtdruk
Zoals we al gezien hadden is de luchtdruk niet altijd hetzelfde. We zeggen dat de normale luchtdruk 1 bar is. Als het lager dan 1 bar is dan noemen we dat lage luchtdruk, en als het hoger dan 1 bar is dan noemen we dat hoge luchtdruk.
Die luchtdruk wordt ook gebruikt om het
weer te voorspellen.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Paragraaf 2.2 Luchtdruk
Om de druk van de lucht in bepaalde voorwerpen (bijvoorbeeld een autoband) te meten gebruik je geen barometer (die is alleen voor atmosferische druk) maar een manometer.
Een manometer meet de overdruk (de druk die
bij de luchtdruk bij opkomt). De echte druk van
de band noem je de absolute druk.
Slide 24 - Tekstslide
Paragraaf 2.2 Luchtdruk
De absolute druk is de echte druk. Dus luchtdruk + de overdruk.
Als er ergens een onderdruk ontstaat (denk aan
de zoen) dan bereken je de absolute druk door
de luchtdruk - onderdruk te doen.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Zelfstandig aan de slag
Maak paragraaf 2.2
Bekijk het filmpje van de luchtdruk berekeningen nog eens als je het lastig vind.
Ben je klaar?
Ga je werk ook nakijken.
Op youtube zijn veel proefjes te vinden over luchtdruk die je ook kunnen helpen om de luchtdruk beter te begrijpen.