Zet de stromingen in de juiste chronologische volgorde van vroeger (boven) naar later.
1
2
3
4
5
6
Renaissance
Rationalisme
Verlichting
Wetenschappelijke revolutie
Empirisme
Humanisme
1 / 14
volgende
Slide 1: Sleepvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Zet de stromingen in de juiste chronologische volgorde van vroeger (boven) naar later.
1
2
3
4
5
6
Renaissance
Rationalisme
Verlichting
Wetenschappelijke revolutie
Empirisme
Humanisme
Slide 1 - Sleepvraag
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat past niet bij het humanisme?
A
Je moet alles wat de paus zegt voor waar aannemen.
B
Bestuderen van geschriften uit de oudheid
C
Kritiek op de kerk
D
Erasmus
Slide 4 - Quizvraag
Humanisme betekent
A
Leven waarin god centraal staat
B
Leven waarbij de mens centraal staat
C
Godsdienst waarbij de natuur belangrijkst is
D
Een ander woord voor reformatie
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
De Wetenschappelijke Revolutie was in de:
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat betekent rationalisme? Het rationalisme is…
A
een denkwijze waarin men meer hun ratio(verstand) gingen gebruiken in plaats van het geloof te vertrouwen.
B
een denkwijze waarin men geloofde wat de kerk hun vertelde en de wetenschap naast hun neer legden.
C
een denkwijze waarin men uit ging van de ratio(verstand) van de Paus.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Zet de naam van de Verlichte denker boven zijn pasfoto.
Zet zijn idee onder zijn pasfoto.
timer
2:00
Kant
Locke
Montesquieu
Rousseau
Voltaire
Deïsme
Koning heeft de macht van het volk
Rationalisme
Recht(s)staat
Trias Politica
Slide 12 - Sleepvraag
geloof in verstand; pleidooi voor onderwijs
geloof in vrijheid; pleidooi voor rechten van de burger
Renaissance
verlichting
vrijheid
rationalisme
wetenschappelijke revolutie
reformatie
boekdrukkunst
humanisme
Slide 13 - Sleepvraag
1. Noem vier verlichte denkers. 2. Welke politieke idealen hadden zij? 3. Welke economische idealen had Adam Smith? 4. Welk gevolg kon het ideaal van volkssoevereiniteit hebben voor het absolutisme?