T2 Werkwoordspelling hh

Quiz werkwoordspelling

persoonsvorm

hele werkwoord

voltooid deelwoord

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Quiz werkwoordspelling

persoonsvorm

hele werkwoord

voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.

Slide 2 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het gebeurt in een oogopslag.
B
Het gebeurd in een oogopslag.

Slide 3 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Gisteren haastten mijn ouders zich naar de bus.
B
Gisteren haasten mijn ouders zich naar de bus.

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij heeft zich bij mij gemeld.
B
Hij heeft zich bij mij gemeldt.
C
Hij heeft zich bij mij gemelt.

Slide 5 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Annie vluchte de wc in.
B
Annie vluchtte de wc in.

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij is verhuist naar Amsterdam.
B
Hij is verhuisd naar Amsterdam.

Slide 7 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Houdt je van pizza?
B
Houd je van pizza?

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Je rijdt in een luxe wagen.
B
Je rijd in een luxe wagen.

Slide 9 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
We worden allemaal voor de gek gehouden.
A
worden
B
gehouden

Slide 10 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?
Bas heeft geprobeerd een bank te beroven.
A
heeft
B
geprobeerd
C
beroven

Slide 11 - Quizvraag

Welk werkwoord is de persoonsvorm?
Hij beantwoordt de vragen overtuigend.
A
beantwoordt
B
vragen
C
overtuigend

Slide 12 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?

Zij willen later piloot worden.
A
willen
B
worden

Slide 13 - Quizvraag

Kijken
A
sterk
B
zwak

Slide 14 - Quizvraag

Lezen
A
sterk
B
zwak

Slide 15 - Quizvraag

Rennen
A
sterk
B
zwak

Slide 16 - Quizvraag

Zwemmen
A
sterk
B
zwak

Slide 17 - Quizvraag

Wandelen
A
sterk
B
zwak

Slide 18 - Quizvraag

Luisteren
A
sterk
B
zwak

Slide 19 - Quizvraag

Heel wat mensen hebben naar het nationaal vuurwerk in Rotterdam ...(kijken, vd).

Slide 20 - Open vraag

Er ... (ontploffen, vt) weer heel wat vuurpijlen.

Slide 21 - Open vraag

Deze vuurpijlen ... (zorgen, vt) voor een heel spektakel.

Slide 22 - Open vraag

Maar pas op, vuurwerk kan ook tot een hoop ellende ... (leiden, tt).

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide