In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
De statistische cyclus
Slide 1 - Tekstslide
Wat is statistiek?
Statistiek houdt zich bezig met methoden en technieken voor het:
* verzamelen
* verwerken
* analyseren
* presenteren
van gegevens
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Onderzoeksvraag
A - een beschrijvende vraag
B - een verklarende vraag
C - een vraag die uitmondt in een oordeel
D - een vraag die uitmondt in een advies
Slide 5 - Tekstslide
Welk beleid moet er worden gevoerd om een stabiele woningmarkt in Nederland te bereiken?
A
Beschrijvende vraag
B
Verklarende vraag
C
Vraag die uimondt in oordeel
D
Vraag die uitmondt in advies
Slide 6 - Quizvraag
Hoe is de Nederlandse woningmarkt veranderd sinds het jaar 2000?
A
Beschrijvende vraag
B
Verklarende vraag
C
Vraag die uimondt in oordeel
D
Vraag die uitmondt in advies
Slide 7 - Quizvraag
Theorie C: een steekproef nemen
Eisen waaraan een steekproef aan moet voldoen:
- Voldoende groot
- Aselect
Een steekproef is representatief als zij een goede afspiegeling is van de gehele populatie
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
De dagproductie literpakken melk is 10000. Hiervan hebben 120 pakken te weinig inhoud. In een steekproef worden 250 pakken melk van de dagproductie onderzocht. Hiervan blijken er 4 te weinig inhoud te hebben.
Wat is de populatieproportie van literpakken melk met te weinig inhoud?
Kenmerk: literpakken met te weinig inhoud in dagproductie --> 120
Populatieproportie:
p =
10000120=0,012
Slide 11 - Tekstslide
De dagproductie literpakken melk is 10000. Hiervan hebben 120 pakken te weinig inhoud. In een steekproef worden 250 pakken melk onderzocht. Hiervan blijken er 4 te weinig inhoud te hebben.
Wat is de steekproefproportie van literpakken melk met te weinig inhoud?
Slide 12 - Open vraag
Steekproef: aantal literpakken melk --> 250
Kenmerk: literpakken met te weinig inhoud in steekproef --> 4
Steekproefproportie:
p =
2504=0,016
Slide 13 - Tekstslide
Van de patiënten in een ziekenhuis is de populatieproportie van het kenmerk 'patiënt heeft bloedgroep A' gelijk aan 0,418. Het blijkt namelijk dat 627 patiënten bloedgroep A hebben. Bij een steekproef in dit ziekenhuis zijn er 27 patiënten met bloedgroep A, waar mee de steekproefproportie op 0,45 komt.
Bereken het aantal patiënten in het ziekenhuis.
Slide 14 - Open vraag
Te berekenen:
Elementen in populatie --> aantal patiënten in het ziekenhuis
Gegeven:
Aantal patiënten met kenmerk 'bloedgroep A' --> 627
Populatieproportie: p = 0,418
p=ziekenhuispatienten627=0,45
Aantal ziekenhuispatiënten =
0,45627=1500
Slide 15 - Tekstslide
Van de patiënten in een ziekenhuis is de populatieproportie van het kenmerk 'patiënt heeft bloedgroep A' gelijk aan 0,418. Het blijkt namelijk dat 627 patiënten bloedgroep A hebben. Bij een steekproef in dit ziekenhuis zijn er 27 patiënten met bloedgroep A, waar mee de steekproefproportie op 0,45 komt.
Bereken het aantal patiënten in de steekproef.
Slide 16 - Open vraag
Te berekenen:
Aantal patiënten in steekproef
Gegeven:
Aantal patiënten in steekproef met kenmerk 'bloedgroep A' --> 27
Steekproefproportie: p = 0,45
p=steekproefaantal27=0,45
Aantal patiënten in steekproef =
0,4527=60
Slide 17 - Tekstslide
Opgave E17 (pag. 64):
Voor het personeel van een ziekenhuis geldt dat de populatieproportie voor het kenmerk 'personeelslid is man' gelijk is aan 0,3. Voor het kenmerk 'man heeft kinderen' geldt p = 0,6. Voor het kenmerk 'vrouw heeft kinderen' geldt p = 0,5.
Wat is de populatieproportie van het kenmerk 'personeelslid met kinderen is man'? Rond af op twee decimalen.
Slide 18 - Tekstslide
Aan de slag
Maken in twee- of drietallen: E 17 (pag. 64).
Huiswerk maandag:
Doorlezen par. 2.1: De onderzoeksvraag
Theorie A - Fasen in de statistische cyclus
Theorie B - De onderzoeksvraag
Theorie C - Een steekproef nemen
Theorie D - Populatieproportie en steekproefproportie