Samenstellingen & koppelteken

Samenstellingen &
koppelteken
Je weet...
  • wanneer je woorden aan elkaar schrijft.

  • wanneer je een koppelteken (-) gebruikt.

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen &
koppelteken
Je weet...
  • wanneer je woorden aan elkaar schrijft.

  • wanneer je een koppelteken (-) gebruikt.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Deze woorden schrijf je aan elkaar
Samenstellingen: 
Rugzak, rugzaktoerisme, rugzaktoerismecriminaliteit

Woorden met er-, hier-, daar- en waar-  plus een voorzetsel:
Daarover, erin, daarnaast, waarmee

Getallen tot en met duizend:
Tweeëndertig, zevenhonderdvijftig



Slide 4 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
spoedeisendehulpverpleegkundige
B
spoedeisendehulp verpleegkundige

Slide 5 - Quizvraag

Wat is juist?
A
massaontslag
B
massa-ontslag
C
massa ontslag

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een koppelteken
 in samenstellingen?
Bij voorvoegels, zoals niet-, oud-, ex-, leerling-:
Ex-man, oud-directeur, leerling-verpleegkundige

Voor de uitspraak: 
Gala-avond, zee-egel, echo-onderzoek, gemeente-instelling

Als een deel van de samenstelling bestaat uit letters, cijfers, tekens, afkorting of een naam: A4-formaat, mbo-opleiding, &-teken, kabinet-Rutte, 3-jarige

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een koppelteken
 in samenstellingen?
De samenstelling bestaat uit twee gelijkwaardige delen:
Zwart-wit, directeur-eigenaar
Zwart-witfoto, woon-werkverkeer, prijs-kwaliteitverhouding

Aardrijkskundige namen: Noord-Europa, Amsterdam-Zuid, West-Brabant

Vaste combinaties: kant-en-klaarmaaltijd, mond-op-mondbeademing, nek-aan-nekrace, kat-en-muisspel


Slide 8 - Tekstslide

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 9 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?


A
politieagent
B
politie-agent

Slide 10 - Quizvraag

Wat is juist?
A
mbostudent
B
mbo-student

Slide 11 - Quizvraag

Heb je nog extra uitleg nodig?

Slide 12 - Poll

Zelfstandig aan de slag
Wat?
Maak online van Gram 4.3  aan elkaar of los:
Opdracht 1 tot en met 5

Klaar?
Ga verder met Gram 4.4 einde op -e of -en?
maak opdracht 1 en 2

Slide 13 - Tekstslide