tweede les v6

tweede les v6
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

tweede les v6

Slide 1 - Tekstslide

V6 semaine 36
A: programme et buts de la semaine
B: : module écrire : un échange scolaire
à faire cette semaine    Leçon 1 :échange module écrire leçon 1 : : ex 1-6  / VWO21.1 texte 1,2,3 /  KLT ( 10mn)
• Apprendre : p 145/146 leçon 1 NF

D: : journal télévisé
C:  quelle est la faute?

Slide 2 - Tekstslide

A1: programme
Het SE1 is schrijfvaardigheid : 
– adequaat reageren in schriftelijke contacten met doeltaalgebruikers;
– informatie vragen en verstrekken;
– verworven informatie adequaat presenteren met het oog op doel en publiek, en daarbij zaken of personen beschrijven en uitdrukking geven aan gevoelens en standpunten verwoorden;
– een verslag schrijven.

Ter voorbereiding : 
Compilatie uit MODULE 1 schrijven 

 = code lessonup  : llwul

Slide 3 - Tekstslide

A2 : au programme P1
examen havo 2021 : préparation CE
woots : luistervaardigheid : CITO VWO préparation SE KLT (meteen na se2)
lecture : un livre : Monsieur Ibrahim / Monsieur Linh

PTA 

Slide 4 - Tekstslide



woordenboek brengt biedt geen pasklare oplossingen

Om goed met een woordenboek om te kunnen gaan, moet je een goede kennis van de grammatica hebben. De volgende aanwijzingen zullen voor sommigen gesneden koek zijn, maar we komen zo vaak opzoekfouten tegen, dat we ze toch vermelden:

1. Tot welke woordsoort behoort het woord hoort dat je op wilt zoeken. Het woord “dingen” kan het meervoud zijn van het zelfstandig naamwoord (znw)“ding”, maar ook het werkwoord “dingen”. 
 “Namen” kan de verleden tijd zijn van het werkwoord “nemen”, maar ook het meervoud van het zelfstandig naamwoord “naam”, en zelfs de plaatsnaam van een stad in België.

Ook het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord kan van belang zijn. Zo kan “snel” vertaald worden met “rapide” als het een bijvoeglijk
naamwoord (bnw) is, maar met “vite” alleen als het een bijwoord (bw) is.

2. De context : . Zo kun je voor het Nederlandse woord “plaats” hele andere vertalingen nodig hebben in verschillende contexten. Bedoel je met het woord “stad” of “dorp”,dan zul je het vertalen met “ville”, bedoel je “plek”, dan is “endroit” een betere vertaling. Als je dus eenmaal de beslissing neemt om een woord op te zoeken,
kijk dan goed naar de verschillende betekenissen van het woord en de contexten waarin het gebruikt kan worden. Loop het hele lemma door totdat je de juiste context/betekenis hebt aangetroffen.



 (let speciaal op
bij samengestelde woorden: de aanduiding m of v staat altijd achter het eerste deel van de samenstelling: een schoolgebouw = un établissement m
scolaire. Schrijf dan dus niet alleen “établissement” op, maar “établissement
scolaire”.) Ook kun je meestal vinden of er nog eenvoorzetsel nodig is. Je
vindt dan bijvoorbeeld aanduidingen als “nodig hebben” = “avoir besoin (de qc)”. “De qc” staat voor “de quelque chose”, zoals de qn” staat voor “de
quelqu’un”. “Ik heb je nodig” is dus “J’ai besoin de toi”.
Er zijn nog veel meer dingen waar je op moet lettenbij gebruik van een
woordenboek.

B: module écrire : het woordenboek

Slide 5 - Tekstslide









3. In een woordenboek kun je ook veel informatie vinden over de grammatica. Zo vind je niet alleen achter ieder woord een afkorting voor de woordsoort, maar kun je ook altijd vinden of een woord mannelijk of vrouwelijk is (let speciaal op
bij samengestelde woorden: de aanduiding m of v staat altijd achter het eerste deel van de samenstelling: 
een schoolgebouw = un établissement m scolaire. 
Schrijf dan dus niet alleen “établissement” op, maar “établissement scolaire”.) 
 Ook kun je meestal vinden of er nog een voorzetsel nodig is. Je vindt dan bijvoorbeeld aanduidingen als “nodig hebben” = “avoir besoin (de qc)”. 
“De qc” staat voor “de quelque chose”, zoals de qn” staat voor “de quelqu’un”. 

“Ik heb je nodig” is dus “J’ai besoin de toi”.

Slide 6 - Tekstslide

B: schrijfvaardigheid : module écrire : ex 1 et 2

I on tourne la roue
but : apprendre vite
comment/mode : cherchez la traduction des mots sur la roue à la page 139 (écrire leçon 1) .et faites ensuite exercice 1
II faites exercice 1 
III : et soulignez les bouts de phrases utiles (p56)
IV : dictionnaire exercice 2 : cherchez les mots dans le dictionnaire et complétez les phrases. 
ATTENTION ! (p.e. 1 - bvnw adjectif / 2 = bijwoord - adverbe)

Slide 7 - Tekstslide

ex 1 À : mirjam@gmail.com
Sujet : Échange
Salut Mirjam,
Comment vas-tu ? Ici, tout va bien. Malheureusement les vacances sont terminées et nous sommes de retour au lycée. Je pense encore souvent à toi et à nos vacances au bord de la mer. C'était super, je trouve ! J'espère que pour toi, c'est
pareil . Je t'écris parce que nous avons parlé de l'échange qui aura lieu cette année. Comme j'aimerais bien te revoir, j'ai dit au responsable des échanges que j'avais rencontré une fille hollandaise sympa pendant les vacances. Et qu'on s'est dit que ce serait bien de faire un échange entre nos deux lycées.  Bien des élèves trouvent que c'est une très bonne idée. Mes copains disent qu'ils aiment les filles hollandaises ;-) Le responsable a réfléchi et il en a parlé avec le proviseur. Finalement ils étaient d'accord pour organiser un voyage aux Pays-Bas. Notre école, le lycée Jean-Claude Killy,se trouve dans les Alpes, c'est donc un endroit idéal pour les sports d'hiver, comme le ski alpin, le snowboard ou le style
 











  libre. De nombreux élèves participent à des compétitions ici dans la région. Comme ton pays est assez éloigné des montagnes, cela doit vous intéresser sans aucun doute. Nous,
par contre , on est loin de la mer et nous aimerions bien faire une initiation aux sports nautiques, comme la voile, le kitesurf, etc. Votre pays est populaire parmi les élèves français et pas seulement pour Amsterdam ... Tu m'as dit qu'un échange pour vous, les Néerlandais, n'est pas seulement un échange sportif, mais aussi linguistique. Mon lycée a développé des classes européennes, pour favoriser les contacts internationaux. Toi, tu parles bien français, mais les autres ? Leur niveau est aussi
élevé que le tien ? Alors, si cela t'intéresse de faire un échange et si ton lycée est d'accord, bien sûr, envoie-moi un mail. Ensuite nos professeurs peuvent se contacter et commencer l'organisation.
J'espère vraiment que cet échange aura lieu et qu'on pourra se revoir cet hiver ! Donne-moi vite de tes nouvelles.
Je t'embrasse,
Maxime








Slide 8 - Tekstslide

2
Dictionnaire
Cherchez la traduction des mots dans le dictionnaire et complétez les phrases.
1 la semaine prochaine, je serai seul à la maison. (alleen)
2Je veux seulement savoir si tu viendras dîner. (alleen)
3 Le soir, les Français mangent plus tard que les Néerlandais. (eten)
4 Nous devons encore acheter de la nourriture pour ce soir. (eten)
5 Tu veux toujours avoir raison . (gelijk)
6 Je l'ai appelé et il est venu tout de suite . (gelijk)
7 Avec la classe, nous allons visiter un musée. (bezoeken)
8 La semaine prochaine, je vais voir mes grands-parents. (ga bezoeken)
9 Mon copain fait des études à Utrecht. (studeert)
10 Pendant mes études , j'ai habité dans une maison avec trois amis. (mijn studie)










corrigeons: 

Slide 9 - Tekstslide

J'aime va à l'école.
1/5
Quelle est la faute?

Slide 10 - Woordweb

Comment est la vivre à Paris?
2/5
Quelle est la faute?

Slide 11 - Woordweb

Mon matière préférée est l'anglais.
3/5
Quelle est la faute?

Slide 12 - Woordweb

Mon chien s'appelle Freddy et il est 4 ans.
4/5
Quelle est la faute?

Slide 13 - Woordweb

Spiderman est sportive et beau.
5/5
Quelle est la faute?

Slide 14 - Woordweb

D: journal télévisé 
- TV5 : JT
- BFM TV

Slide 15 - Tekstslide

C: Bouts de phrases utiles

Slide 16 - Tekstslide

BOUTS DE PHRASES UTILES  - schrijf over en vul aan met je onderstreepte stukjes zinnen

1 Men heeft me gevraagd een uitwisseling te organiseren.
=> On m'a demandé d'organiser un échange.
 2 Deze talenreis is ook interessant voor sportieve leerlingen.
 =>Ce voyage linguistique est aussi intéressant pour les élèves sportifs.
 3Wij zijn van plan met 24 leerlingen te komen.
=>Nous envisageons de venir avec 24 élèves.
4 De uitwisselingen vinden meestal plaats in het voorjaar.
=>Le plus souvent les échanges ont lieu au printemps.
5 De docenten worden gehuisvest bij hun collega's.
=>Les professeurs seront hébergés chez leurs collègues.
6 Nederlanders houden van wintersport, maar er zijn geen bergen in Nederland.
=>Les Hollandais aiment les sports d'hiver, mais il n'y a pas de montagnes aux Pays-Bas.
7 Kunnen wij schaatsen en een slee huren=>Nous pouvons louer des patins et une luge
 8 Is het mogelijk om extreme sporten te doen?
=>Est-ce qu'il est possible de faire des sports extrêmes ?
 9 In de buurt van onze stad kun je zeilen en waterskiën.
 =>Dans les environs de notre ville on peut faire de la voile et du ski nautique.
 10 Soms zijn er extra kosten.=>Parfois il y a des frais supplémentaires.



















(BOUTS DE) PHRASES UTILES

Slide 17 - Tekstslide

B: :schrijfvaardigheid : théorie
B1 : schijfvaardigheid : theorie
Tekst

Slide 18 - Tekstslide

D: grammaire verleden tijden (21.2 et 21.3, ex 22 leçon 1 p128)
faites ex 22 p.128

Slide 19 - Tekstslide

D: grammaire verleden tijden (21.2 et 21.3, ex 22 leçon 1 p128)
faites ex 22 p.128

Slide 20 - Tekstslide

E: Verbes en - er 
exercice 3
page 131 : exercice 1

Slide 21 - Tekstslide

E: Verbes en - er 
exercice 3
deze moet je wel even online opsnorren, ik kan er niet zoveel van maken. ZIe module 1 oefening 3 => theorie

Slide 22 - Tekstslide

opdracht 4 :
1. Ik hoop dat het goed met je gaat.

Slide 23 - Open vraag

2. Ik wil snel iets van je horen.

Slide 24 - Open vraag

3. Wij nemen de uitnodiging graag aan.

Slide 25 - Open vraag

4. Zullen we in de winter naar de alpen gaan?

Slide 26 - Open vraag

5. Ik zou graag willen weten of we een slee kunnen huren

Slide 27 - Open vraag