Les 30/03/2022 1B

Grammatica zinsdelen H4 les 2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen H4 les 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lezen uit je leesboek
Leg je huiswerk (het werkblad) op de hoek van je tafel

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk bespreken
- Herhaling theorie 
- Nieuwe theorie 
- Werken aan de opdracht

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk: werkblad 

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling onderwerp
Twee manieren om het onderwerp te vinden:

  1. Wie/Wat + persoonsvorm?
    Morgen ga ik op vakantie naar Spanje. -> Wie gaat?
    OW = ik 
  2. Verandering van getal. 
    De klas heeft morgen een toets. -> De klassen hebben morgen een toets.
    OW = de klas 

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm + de andere werkwoorden. 

Als de woordjes te of aan het vóór het werkwoord staan, horen die woordjes bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling werkwoordelijk gezegde
1. Ik schenk je graag nog een glas in. 
  • WG: schenk in 

2. Vier van de zes soorten mensapen worden met uitsterven bedreigd.
  • WG: worden bedreigd 

3. Hij zag heel erg op tegen het tentamen.
  • WG: zag op 

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordelijke uitdrukking
Soms is het werkwoordelijk gezegde een werkwoordelijke uitdrukking 

Hij stelde haar van het nieuws op de hoogte.
  • WG: stelde op de hoogte 

Slide 9 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp (lv) komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat 'overkomt' of 'ondergaat'.

Het lijdend voorwerp is de persoon die iets 'overkomt' of het voorwerp dat iets 'ondergaat'

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde 
Stel de vraag Wie/Wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? 
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp

Tip: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld lijdend voorwerp
Vanwege het slechte weer hebben we het tuinfeest uitgesteld. 

  • PV: hebben
  • OW: we
  • WG: hebben uitgesteld 
  • Vraag: Wat hebben we uitgesteld?
  • Antwoord: het tuinfeest -> lv = tuinfeest
  • Vanwege het slechte weer / hebben / we / het tuinfeest / uitgesteld. 

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen
1. We gaan in de klas het interview bekijken. 
2.  Vrienden uit Italië hebben voor hem een zelfgemaakte pizza meegebracht.

Schrijf op van elke zin:
De persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijke gezegde & lijdend voorwerp. Zet ook streepjes tussen de zinsdelen. 

Slide 13 - Tekstslide

We gaan in de klas het interview bekijken.

  • PV: gaan
  • OW: we
  • WG: gaan bekijken
  • LV: het interview 
  • We / gaan / in de klas / het interview / bekijken.

Slide 14 - Tekstslide

Vrienden uit Italië hebben voor hem een zelfgemaakte pizza meegebracht

  • PV: hebben
  • OW: vrienden uit Italië
  • WG: hebben meegebracht
  • LV: een zelfgemaakte pizza 
  • Vrienden uit Italië / hebben / voor hem / een zelfgemaakte pizza /  meegebracht

Slide 15 - Tekstslide

Werken aan de opdracht
Wat? Opdracht 1 blz 118
Hoe? Zelfstandig en stil 
Tijd? 10 minuten 
Wanneer? Het is huiswerk voor 6 april. 
Vragen? Wacht met stellen totdat ik langs loop 
Klaar? Werk verder aan ander huiswerk of lees uit je leesboek

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Voor volgende week woensdag 6 april moet opdracht 1 af zijn.

Schrijf dit op in je plenda.

Slide 17 - Tekstslide