In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Voortplanting
4.3 komt niet in de toets
Slide 1 - Tekstslide
Mannelijk geslachtsorgaan
1. Vormingzaadcellen (in testes)
2 graden lagere temperatuur
2. Vorming sperma
klieren van Cowper (voorvocht)
zaadblaasjes (70%)
neutraliseert zure milieu vagina
prostaat (30%)
hulpstoffen en sluit urinebuis af
Slide 2 - Tekstslide
Vrouwelijk geslachtsorgaan
1. Vorming eicellen (in ovaria) voor geboorte al eerste celdeling
2. Ontwikkeling eicel (bij bevruchting)
baarmoeder, baarmoederslijmvlies.
3. Bescherming tegen extern milieu slijmprop baarmoedermond vagina: zuur milieu
Slide 3 - Tekstslide
Hormonen
Hormonen zijn stoffen met boodschap
Hormoonklieren
Doelwitorganen
Regeling: hypothalamus > hypofyse > hormonen
sensor > Regelcentrum > effector
Positieve of negatieve terugkoppeling
Slide 4 - Tekstslide
Hormonen
Hormoonklier: cellen die hormonen produceren.
Endocrien: Hormonen afgegeven aan bloed (inwendige milieu).
Doelwitorganen hebben receptoren voor dat hormoon.
Slide 5 - Tekstslide
Regeling
Hypothalamus is deel van hersenen, ontvangt informatie uit hele lichaam.
Hypothalamus communiceert via neurohormonen via bloed of via neuronen.
Adenohypofyse maakt hormonen en zet andere organen aan het werk.
Zie BINAS 89C
Slide 6 - Tekstslide
Hormonen bevruchting
Eicel (trofoblast) produceert HCG.
Onder invloed van HCG degenereert gele lichaam niet en blijft progesteron produceren.
Dit remt productie LH en FSH. Stimuleert baarmoederslijmvlies wat hierdoor intact blijft.
Na drie weken is gele lichaam alsnog gedegenereerd. Productie HCG stopt. Placenta produceert nu oestrogeen en progesteron.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Innesteling
Na 30 uur eerste klievingsdelingen.
Trilhaarcellen verplaatsen zygote.
Na 3 dagen embryo van 16 cellen.
Na ong. 7 dagen innesteling.
Embryo bestaat uit blastula met trofoblast en embryoblast.
Trofoblast maakt HGC en maakt vlokken die groeien tussen baarmoederslijmvliescellen. Vormen uiteindelijk placenta.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
ki
Kunstmatige inseminatie:
lesbienne
mislukking zwangerschap
te weinig zaadcellen
Slide 14 - Tekstslide
ivf
in vitro fertilisatie
bij verstopte eileiders
te weinig of slechte zaadcellen
Slide 15 - Tekstslide
sterilisatie
doorknippen van zaadleider en eileider
Slide 16 - Tekstslide
Onbetrouwbare methoden
Coitus interruptus - trekt de man zijn penis terug uit de vagina voordat hij klaarkomt.
Periodieke onthouding - heeft het stel geen geslachtsgemeenschap tijdens de vrichtbare periode.
Slide 17 - Tekstslide
Zwangerschap voorkomen
Condoom- voorkomt dat zaadcellen bij de eicel komen. Beschermt ook tegen SOA's.
Pil, anticonceptiepleister/ hormoonstaafje - voorkomt dat de eicel rijpt en voorkomt ovulatie.
Spiraaltje- voorkomt innesteling van het embryo
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Een cel van een organisme bevat 30 chromosomen. Wat voor type cel kan dit zijn?
A
Alleen een lichaamscel
B
Zowel een lichaamscel als een geslachtscel
C
Alleen een geslachtscel
D
Dat moet van een buitenaards wezen zijn.
Slide 20 - Quizvraag
Hiernaast is de hormonale regeling van de voortplanting bij de vrouw schematisch weergegeven. De pijlen geven een stimulerende of een remmende invloed weer. In welk van de volgende organen wordt hormoon C gemaakt?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Testes
D
Hypofyse
Slide 21 - Quizvraag
Hiernaast is de hormonale regeling van de voortplanting bij de vrouw schematisch weergegeven. De pijlen geven een stimulerende of een remmende invloed weer. Welk van de pijlen 5 t/m 7 geeft of welke pijlen geven een remmende werking weer?
A
allemaal
B
6 en 7
C
5 en 6
D
geen
Slide 22 - Quizvraag
nr 6
A
voegt vocht toe aan sperma
B
verzamelplaats voor sperma
C
verzamelplaats voor urine
D
zwelt op bij opwinding
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de functie van de bijballen?
A
Het produceren van zaadcellen
B
Het produceren van sperma
C
Het tijdelijk opslaan van sperma
D
Het tijdelijk opslaan van zaadcellen
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de functie van baarmoederslijmvlies ?
Slide 25 - Open vraag
welke van de volgende alternatieven bevat alleen secundaire geslachtskenmerken?
A
schaamlippen, schaamhaar, okselhaar
B
borsten, onderhuidse rondingen, zware stem
C
tepels, borsthaar, eierstokken
D
vagina, penis, baarmoeder
Slide 26 - Quizvraag
na sterilisatie kunnen mannen
A
geen zaadlozing meer krijgen
B
geen zaadcellen meer maken
C
geen zaadcellen door de zaadleiders laten gaan
D
geen plezier meer aan seks beleven
Slide 27 - Quizvraag
hoe voorkomt een hormoon-spiraaltje vooral een zwangerschap?
A
de eileiders worden afgesloten voor zaadcellen
B
de follikelrijping wordt geremd door FSH en LH
C
de baarmoeder is niet toegankelijk voor zaadcellen
D
de eisprong wordt geremd door progesteron
Slide 28 - Quizvraag
hoe heten de delingen van de bevruchte eicel in de eileider?
Slide 29 - Open vraag
Een lesbisch stel wil graag een kind. Een vriend wil zaaddonor zijn. Welke voortplantingstechniek zal gebruikt worden voor een zwangerschap? Schrijf de juiste afkorting op
Slide 30 - Open vraag
syfilis kan worden behandeld met antibiotica en wordt veroorzaakt door een
A
virus
B
schimmel
C
parasiet
D
bacterie
Slide 31 - Quizvraag
de navelstreng en vruchtvliezen zijn aangelegd door
A
moeder en embryo
B
alleen de moeder
C
alleen het embryo
D
de vader en de moeder
Slide 32 - Quizvraag
de placenta is aangelegd door
A
alleen de moeder
B
moeder en embryo
C
alleen het embryo
D
de vader en de moeder
Slide 33 - Quizvraag
een eeneiïge tweeling ontstaat uit
A
één zaadcel en één eicel
B
twee zaadcellen en één eicel
C
één zaadcel en twee eicellen
D
twee zaadcellen en twee eicellen
Slide 34 - Quizvraag
welk van de onderstaande beweringen is juist?
A
HIV en AIDS zijn beide virussen
B
HIV is een virus en AIDS een ziekte
C
HIV is een ziekte en AIDS een virus
D
HIV en AIDS zijn beide ziekten
Slide 35 - Quizvraag
een organisme heeft 2n=12 chromosomen, hoeveel chromosomenparen heeft dit organisme?
A
2
B
6
C
12
D
24
Slide 36 - Quizvraag
een cel met 2n=46 chromosomen deelt zich mitotisch, hoeveel chromosomen heeft één dochtercel?
A
2n=46
B
2n=23
C
n=46
D
n=23
Slide 37 - Quizvraag
een cel met 2n=16 chromosomen deelt zich meiotisch, hoeveel chromosomen heeft een dochtercel na meiose-I?
A
2n=16
B
2n=8
C
n=16
D
n=8
Slide 38 - Quizvraag
een cel met 2n=16 chromosomen deelt zich meiotisch, hoeveel chromosomen heeft een dochtercel na meiose-II?