M4 vocab check

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Woorden test

Vandaag gaan we kijken hoe goed je de woorden van de afgelopen week (al) kent.

Meerkeuzevragen

Je moet het juiste antwoord selecteren uit 4 mogelijkheden.

Succes!

Wat betekent "ancestor"?

1. Grootouders
2. Schoonouders
3. Voorouders
4. Pleegouders

Wat betekent "an only child"?

1. Een enig kind
2. Alleen een kind
3. Een eenzaam kind
4. Een slim kind

Wat betekent "acquaintance"?

1. Waterig
2. Krijgen
3. Toegang
4. Kennis

Wat betekent "to go steady"?

1. Verkering hebben
2. Met beide benen op de grond staan
3. Eigenwijs zijn
4. Naar bed gaan

Wat betekent "to break it off"

1. het onthouden
2. het leuk vinden
3. het uitmaken
4. het in tweeën breken

Wat betekent "liver"

1. levend
2. lever
3. kaviaar
4. olijfolie

Wat betekent "wrinkle"?

1. rimpel
2. wikkel
3. wrijven
4. inpakken

Wat betekent "general practitioner"?

1. algemene uitvoerder
2. huisarts
3. generaal in opleiding
4. advocaat

Wat betekent "headache"?

1. rijst met vlees
2. een kopbal
3. hoofdpijn
4. coach

Open vragen

Net kon je bij elke vraag het goede antwoord kiezen.

Nu moet je zelf de goede vertaling zien te typen. 

Wat is "toothache"?

Wat is "temptation"?

Wat is "health"?

Wat is "mother-in-law"?

Wat is "aunt"

Wat is "to divorce"?

Wat is "lung"?

Wat is "good-looking"?

Inzichtvragen

Nu heb je de open vragen gehad. Als je de volgende vragen goed hebt, heb je echt al goed geleerd!

Wat is het verschil tussen cousin en nephew/niece?

Wat is het verschil tussen "divorce" en "to divorce"?

Wat is het verschil tussen "sick" en "ill"?

Wat is het verschil tussen "health" & "healthy"?

Hoe goed ken je de woorden?

Hoe kijk je tegen de eerstvolgende toets aan?

Wat is het moeilijkste woord van de reader dat je al kent?