H4 par. 4.2 Van handwerk naar machine

Memo havo 2
H4 Tijd van burgers en stoommachines
De industriële revolutie
par. 4.2 Van handwerk naar machine
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Memo havo 2
H4 Tijd van burgers en stoommachines
De industriële revolutie
par. 4.2 Van handwerk naar machine

Slide 1 - Tekstslide



De industriële revolutie
1750-1850




Een belangrijk keerpunt in de wereldgeschiedenis.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Hoofdvraag: Hoe werd Engeland tussen 1750 en 1850 een industriële samenleving?
  • Je kunt uitleggen dat er een nieuw middel van bestaan komt: industrie.
  • Je kunt uitleggen wat de oorzaken waren van de industriële revolutie in Groot-Brittannië.
  • Je kunt uitleggen wat industrialisatie inhoudt.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil was tussen huisnijverheid en fabrieksarbeid
  • Je kunt uitleggen wat de gevolgen waren van de industriële revolutie.
  • Je kent de begrippen en jaartallen van deze paragraaf.

Slide 3 - Tekstslide

De eerste fabrieken
Industriële revolutie
Grote verandering in West-Europa door de komst van fabrieken en nieuwe vervoermiddelen aan het eind van de 18e en 19e eeuw.
Begin rond 1750 in Engeland. 
Voor de komst van fabrieken: huisnijverheid.
Werk dat mensen thuis voor een ondernemer doen om wat extra geld te verdienen. 
Gebruikten spinwielen en weefgetouwen.

Slide 4 - Tekstslide

De eerste fabrieken
Huisnijverheid veranderde toen vraag naar katoen toenam. Handelaren haalden katoen uit kolonies in Azië en Amerika.

Rond 1760 konden spinners en wevers de toenemende vraag naar katoenen stoffen niet meer bijhouden.

Ondernemers en uitvinders ontwikkelden nieuwe machines om de productie te verhogen.

Slide 5 - Tekstslide


Spinning Jenny
1764



  • De Spinning Jenny van James Hargreaves verminderde de hoeveelheid werk die nodig was om draden te spinnen. De handspinmolen werd net als het spinnewiel met de hand aangedreven, maar had 8 spoelen en kon dus 16 draden tegelijk spinnen. Latere versies konden tot 120 draden aan.




Slide 6 - Tekstslide



Waterframe
1769




  • Het Waterframe van Richard Arkwright was een spinmachine aangedreven door een waterrad. Het Arkwright-waterframe kon 96 katoenen draden tegelijk spinnen, wat een gemakkelijkere en snellere methode was dan ooit tevoren.




Slide 7 - Tekstslide


Stoommachine
Rond 1764 



  • Eerste werkende stoommachine van de industriële revolutie werd uitgevonden door Thomas Newcomen in 1712. Werd gebruikt om water uit kolenmijnen te pompen.
  • James Watt verbeterde de stoommachine zodat deze gebruikt kon worden om spin- en weefmachines aan te drijven.




Slide 8 - Tekstslide



Stoomlocomotief
1825





  • Locomotive No. 1 was een uitvinding van George Stephenson . Revolutioneerde het goederen- en personentransport.




Slide 9 - Tekstslide

De eerste fabrieken
De nieuwe machines pasten niet in huiskamers. Ondernemers zetten de machines in grote gebouwen, dichtbij snelstromende rivieren. Stromend water dreef de machines aan.

Fabrieken met machines die door stoommachines werden aangedreven konden overal gebouwd worden.

Slide 10 - Tekstslide

Oorzaken van de industrialisatie
  • Rond 1750 was Engeland een enorm rijk met veel kolonies.
  • Bevolkingsgroei doordat sterftecijfer daalde.
  • Agrarische revolutie (verbeteringen in de landbouw), 
  • Investeringen door rijke landeigenaren
  • Uitvinding van de stoommachine.
  • Verbeteringen in transport (stoomlocomotief).
  • Grote voorraden steenkool en ijzererts.

Slide 11 - Tekstslide

1750

Slide 12 - Tekstslide

Gevolgen van de industrialisatie
Verandering van een landbouw-stedelijke samenleving in een industriële samenleving.
  • Landbouw was niet langer belangrijkste middel van bestaan.
  • Huisnijverheid werd vervangen door massa productie
  • Urbanisatie: Landelijke gebieden veranderden in industriegebieden met grote, dichtbevolkte steden.
  • Infrastructuur: betere verbindingen over land en water (spoorwegen en kanalen).

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Zie whiteboard.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Leer begrippen en jaartallen. Vraag docent. 

Slide 14 - Tekstslide