18 december 2024
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
1. haakjes wegwerken
−2(5−7x)
A
-10+14x
B
10+14x
C
-14x-10
D
24x
Slide 2 - Quizvraag
2. haakjes wegwerken
(x+2)(x−7)
A
x2+2x−7
B
2x−5
C
x2−5x−14
D
x2−14
Slide 3 - Quizvraag
3. Haakjes wegwerken
(x−4)2
A
x2−16
B
x2+16
C
x2−8x+16
D
x2−8x−16
Slide 4 - Quizvraag
4. haakjes wegwerken
(x−9)2
A
x2−11x−18
B
x2+18x+81
C
x2−18x−18
D
x2−18x+81
Slide 5 - Quizvraag
5. Wanneer kun je termen bij elkaar optellen? Termen zijn bijvoorbeeld:
2x,5a,3,−3p,5ab,x4,x2,...
A
Als er hetzelfde getal voor staat.
B
Als ze dezelfde letter(s) en machten bij die letters hebben.
C
Als ze dezelfde letter(s) hebben.
D
Dat kan gewoon altijd.
Slide 6 - Quizvraag
6. Herleid
3p2+2p−2−2p+4+5p2−8=
A
8p2−6
B
8p2−14
C
8p2−4p−6
D
16p2−6
Slide 7 - Quizvraag
7. Wat is het grondtal in de macht
135
A
3
B
5
C
13
D
13,5
Slide 8 - Quizvraag
8. Wat is de exponent in de macht:
A
5
B
3
C
4
D
34
Slide 9 - Quizvraag
9. Herleid
3p4⋅2p=
A
6p5
B
5p5
C
6p4
D
kan niet
Slide 10 - Quizvraag
10. Het product van machten.
Welke herleiding is juist?
Welke herleiding is juist?
A
2x3⋅3xy2=6x3y2
B
2x3⋅3xy2=5x4y2
C
2x3⋅3xy2=6x4y2
D
2x3⋅3xy2=6x3y3
