In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
H8: Hoe groot is onze welvaart?
Slide 1 - Tekstslide
H8.1: Wat is welvaart?
Lesdoelen par.8.1;
Voorkennis activeren;
Uitleg;
Maken + bespreken opdrachten;
Huiswerk volgende les;
Reflectie.
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen par. 8.1:
Je kunt het verschil uitleggen tussen welvaart in ruime en enge zin.
Je kunt uitleggen dat welvaart in enge zin gemeten wordt met behulp van het bbp en dat de stijging zorgt voor economische groei.
Je kunt de vier productiefactoren noemen en aangeven hoe ze nodig zijn.
Je kunt de vier productiesectoren noemen en voorbeelden geven.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is welvaart?
Slide 4 - Woordweb
Lesdoel
Je kunt het verschil uitleggen tussen welvaart in ruime en enge zin.
Slide 5 - Tekstslide
Welvaart
Welvaart: de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
Dus hoe meer behoeften je kunt vervullen, hoe meer welvaart je hebt.
De welvaart van iemand is laag als weinig van zijn behoeften worden vervuld (ook als die persoon erg rijk is).
Welvaart van iemand is hoog als bijna al zijn behoeften worden vervuld (ook als die persoon weinig bezittingen heeft).
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Lesdoel
Je kunt uitleggen dat welvaart in enge zin gemeten wordt met behulp van het bbp en dat de stijging zorgt voor economische groei.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Lesdoel
Je kunt de vier productiefactoren noemen en aangeven hoe ze nodig zijn.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Productiefactoren
Slide 13 - Tekstslide
Lesdoel
Je kunt de vier productiesectoren noemen en voorbeelden geven.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Maken opdrachten
Je hebt 10 minuten de tijd voor het maken van
opdrachten
timer
10:00
Slide 16 - Tekstslide
Bespreken opdrachten
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerk volgende les
Paragraaf 8.1: Maken opdrachten
4, 5, 6, 9 en 10
Slide 18 - Tekstslide
Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
Je kunt het verschil uitleggen tussen welvaart in ruime en enge zin.
Je kunt uitleggen dat welvaart in enge zin gemeten wordt met behulp van het bbp en dat de stijging zorgt voor economische groei.
Je kunt de vier productiefactoren noemen en aangeven hoe ze nodig zijn.
Je kunt de vier productiesectoren noemen en voorbeelden geven.
Slide 19 - Tekstslide
Welvaart in ruime zin ...
A
is de koopkracht van het gemiddelde inkomen per inwoner
B
is de mate waarin je gelukkig bent
C
stijgt wanneer schaarste afneemt
D
is altijd groter dan de welvaart in enge zin
Slide 20 - Quizvraag
BBP geeft de welvaart in ruime zin aan
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
De minister van Financiën heeft het over een stijging van
A
De welvaart
B
De welvaart in enge zin
C
De welvaart in ruime zin
D
Het welzijn
Slide 22 - Quizvraag
Kijk je met economische groei naar de welvaart in ruime zin of de welvaart in enge zin?
A
Welvaart in enge zin
B
Welvaart in ruime zin
C
Geen van beiden
D
Allebei
Slide 23 - Quizvraag
Waarom is welvaart in ruime zin niet meetbaar?
A
omdat alleen de welvaart in enge zin meetbaar is.
B
Dat is het wel. Nederland is een rijk land.
C
Dat is het wel, aan alles hangt een prijs
D
Omdat de behoefte aan tijd en geld per persoon verschillen
Slide 24 - Quizvraag
Twee stellingen: Vrijwilligers werk kan bijdragen aan de welvaart in ruime zin. Hoe groter de welvaart in enge zin, hoe groter de welvaart in ruime zin.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 25 - Quizvraag
Waarom is het BBP de maatstaf voor de welvaart in enge zin ?
A
omdat het BBP de som van alle toegevoegde waarde van een land is
B
omdat welvaart in enge zin om koopkracht gaat
C
D
omdat het internationaal afgesproken is
Slide 26 - Quizvraag
Welke van de productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 27 - Quizvraag
Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 28 - Quizvraag
Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 29 - Quizvraag
Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 30 - Quizvraag
Arbeid
Kapitaal
Sleep de juiste productiefactor naar de juiste afbeelding...