H7.4 les 1 Directe titratie

Directe Titratie


NOVA
H7.4 Zuur base reacties en titraties 
NOVA H9.2 Redoxreacties
les 1
Nodig:
Schrift, rekenmachine
device en BINAS
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Directe Titratie


NOVA
H7.4 Zuur base reacties en titraties 
NOVA H9.2 Redoxreacties
les 1
Nodig:
Schrift, rekenmachine
device en BINAS

Slide 1 - Tekstslide


H7.4 
Wat is titreren?

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
  • Uitleg titratie-opstelling
  • Theorie titreren
  • Rekenvraag
  • Instructiefilmpjes ter voorbereiding op het practicum

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat titreren is.
  • Je weet welke handelingen er plaats vinden bij titreren.
  • Je weet hoe je een pipet gebruikt.
  • Je weet hoe je een buret gebruikt.
  • Je kan rekenen met de resultaten van een titratie.  

Slide 4 - Tekstslide

titratie
een titratie is een analysemethode om de onbekende molariteit van een stof te bepalen

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een titratie?
  • Kwantitatieve analysemethode.
  • Veel toegepast bij zuur-base reacties 
      en redoxreacties.
A
B
C

Slide 6 - Tekstslide

Hoe werkt een titratie?
Doel: bepalen van de onbekende concentratie
             van een oplossing 

  • Erlenmeyer (A) met oplossing met onbekende 
     
    concentratie.
  • Buret (B) bevat de oplossing met bekende 
     
    concentratie.
  • Met kraantje (C) kun je heel nauwkeurig vloeistof    
      toevoegen.
A
B
C

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Hoe werkt titratie?
  • A en B reageren in een bekende molverhouding.
  • Door kleuromslag is te zien wanneer A op is. 

Bij zuurbase reacties --> indicator toevoegen
Bij redox --> stoffen veranderen zelf van kleur

  • Met een berekening wordt de onbekende 
      concentratie bepaald. Je gebruikt hiervoor het 7-stappenplan rekenen.
A
B
C

Slide 9 - Tekstslide

Titratie: wat heb je nodig?
een volpipet
-->volumetrisch glaswerk om heel 
nauwkeurig een hoeveelheid oplossing 
af te meten, waarvan je de 
concentratie (molariteit) wilt weten
 (pipet is geijkt)

Slide 10 - Tekstslide

Titratie: wat heb je nodig?
een buret
--> volumetrisch glaswerk (geijkt)
--> geeft exact aan hoeveel oplossing
        met bekende concentratie er is 
        toegevoegd

Slide 11 - Tekstslide

Titratie: zo doe je dat
In het volgende filmpje zie je een voorbeeld van een titratie.
De concentratie zoutzuur is niet bekend
Deze kan worden bepaald door een reactie met natronloog, waarvan je de concentratie wel weet
Bekijk het filmpje. De dia's erna leren je stap voor stap hoe je met de resultaten van deze proef de onbekende concentratie kunt berekenen

Slide 12 - Tekstslide

6

Slide 13 - Video

00:24
Vloeistof overbrengen met een pipet
De juiste manier om een pipet te laten leeglopen is onder een hoek van 45 °. Op deze manier kan ook de laatste druppel uit de pipet via de wand in de erlenmeyer stromen. 
LET OP: de pipet is geijkt, het laatste beetje vloeistof dat nu nog achterblijft, moet je laten zitten en NIET eruit blazen! 

Slide 14 - Tekstslide

00:40
In zoutzuur is fenolftaleïne kleurloos. Als alle zoutzuur op is, zie je een kleurverandering omdat de natronloog dan niet meer weg reageert. Welke kleur krijgt de oplossing dan? Gebruik Binas tabel 52A

Slide 15 - Open vraag

01:13
Hoe komt het dat de oplossing roze wordt op de plek waar de druppels vallen?
A
daar reageren de stoffen met elkaar en wordt het warm
B
op die plek zit de fenolftaleïne
C
op die plek reageert zoutzuur weg en is er teveel natronloog
D
op die plek reageert natronloog weg en is er teveel zoutzuur

Slide 16 - Quizvraag

01:45
druppelen: overmaat op één plek

Op de plek waar de druppel natronloog valt, reageert het zoutzuur weg. Daardoor is er op die plek teveel natronloog. 
Als je goed mengt, reageert alle natronloog weg.
Hoe meer natronloog je toevoegt, hoe minder zoutzuur over blijft, hoe langer het duurt tot de roze kleur verdwijnt.

Slide 17 - Tekstslide

02:42
Door het toevoegen van één druppel natronloog reageert het laatste beetje zoutzuur weg. De roze kleur verdwijnt niet meer. Je moet nu direct stoppen met toevoegen van natronloog. Alle zoutzuur is dan precies opgereageerd met het toegevoegde natronloog.
Je noemt dit het EQUIVALENTIEPUNT

Slide 18 - Tekstslide

02:58
Buret aflezen
Je leest de buret van BOVEN naar BENEDEN af.
Lees de buret af op twee cijfers achter de komma (het 2e cijfer moet je schatten)

Slide 19 - Tekstslide

plaats de tekst op de juiste plek in de tekening
Een onbekende concentratie van zoutzuur wordt bepaald met een titratie met natronloog
zoutzuur oplossing
natronloog
buret
pH indicator
nauwkeurig toevoegen
bekende molariteit
onbekende molariteit

Slide 20 - Sleepvraag

Onbekende concentratie berekenen
Met de resultaten van dit experiment kun je de onbekende concentratie van het zoutzuur berekenen. 
Je gebruikt hiervoor het 7-stappenplan rekenen

Slide 21 - Tekstslide

Titratie berekeningen (7-stappenplan)
  1. Noteer de reactievergelijking (vaak gegeven)
  2. Noteer de molverhouding
  3. Wat is gegeven, wat wordt gevraagd?
  4. Bereken gegeven: mol toegevoegde stof(buret) = … liter * .... M
  5. Bereken mol gereageerde stof(pipet) (met de molverhouding)
  6. Bereken gevraagde molariteit:
    mol gereageerde stof / volume pipet (omgerekend naar L)
  7. Controleer: A  L  L  E  S

Slide 22 - Tekstslide

Stap 1: reactievergelijking.
Geef de vergelijking voor de reactie van zoutzuur en natronloog.

Slide 23 - Open vraag

stap 1 reactievergelijking
  • Deze is vaak gegeven of kun je afleiden uit de tekst.
  • Zoutzuur is een sterk zuur en splitst in H3O+ en Cl- 
  • Natronloog is een oplossing van natriumhydroxide: Na+ en OH- 
  • Het zuur en de base reageren met elkaar 
       H3O+ + OH ->2 H2O

 (de andere ionen zijn tribune-ionen)

Slide 24 - Tekstslide

stap 2 molverhouding
              H3O+            +                    OH-                      -> 2 H2O
       1 mol              :                 1 mol

Slide 25 - Tekstslide

stap 3 gegeven/ gevraagd
              H3O+                         +                    OH-                      -> 2 H2O
                1 mol                         :                  1 mol
gegeven:                                    gegeven:
volume pipet                                    concentratie
=  25,00 mL  
                                     0,1000 M = 0,1000 mol/L
gevraagd:                                  gegeven:
M ( in mol/L)                                     afgelezen volume (in mL)

Voor de titratie
buret
pipet

Slide 26 - Tekstslide

stap 3 gegeven/ gevraagd
              H3O+                         +                    OH-                      ->  2 H2O
                1 mol                          :                 1 mol
gegeven:                                      gegeven:
volume pipet                              concentratie
=  25,00 mL  
                              0,1000 M = 0,1000 mol/L
gevraagd:                                   gegeven:
M ( in mol/L)                              afgelezen volume (25,40 - 0,00 =) 25,40 mL

Na de titratie
buret
pipet

Slide 27 - Tekstslide

We hebben 25,40 mL natronloog van 0,1000 M toegevoegd uit de buret.
Bereken hoeveel mol OH- dat is.

Slide 28 - Open vraag

stap 4 bereken mol bekende stof
              H3O+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
        0,1000 M = 0,1000 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (25,40 - 0,00 = 25,40 mL)

Na de titratie
buret
pipet
uit de buret:
 
25,40 mL = 25,40.10-3 L
dus 25,40.10-3 L x 0,1000 M = 25,40.10-4 mol OH- toegevoegd

Slide 29 - Tekstslide

stap 5 bereken mol gevraagde stof
              H3O+              +                       OH-                      -> H2O
       1 mol                :                        1 mol
gegeven:                      
volume pipet             
=  25,00 mL  
                               25,40.10-4 mol OH- toegevoegd
gevraagd:                     
M ( in mol/L)                 

Na de titratie
 buret
pipet

met de pipet toegevoegd:
25,40.10-4 mol H3O+
want H3O+ : OH- = 1:1

Slide 30 - Tekstslide

Er is 24,40 x 10-4 mol H3O+ aanwezig. Dit zat in 25,00 mL
Bereken de molariteit van de H3O+ ionen.

Slide 31 - Open vraag

stap 6 bereken gevraagde molariteit 
              H3O+                        +                         OH-                      -> H2O
          1 mol                        :                         1 mol
gegeven:                      
volume pipet                                       25,40.10-4 mol OH- toegevoegd
=  25,00 mL  
                
gevraagd:                     
M ( in mol/L)                 

na de titratie
 buret
pipet
met de pipet toegevoegd:
25,40.10-4 mol H3O+ in 25,00 mL

dit is 25,40.10-4 mol/25,00.10-3 L
       = 1,016.10-1 mol/L
       = 1,016.10-1 M

Slide 32 - Tekstslide

stap 7 Controleer
A ntwoord gegeven op de vraag?
L ogisch? (kan het kloppen)
L eesbaar?
E enheid?
S ignificantie?

Slide 33 - Tekstslide

Eigen werk
De volgende les ga je zelf een titratie uitvoeren.

  1. maak de LessonUp met oefenopgave: voorbereiding titratie HCl met NaOH  (gedeelde les), zodat je weet hoe je een titratie moet uitvoeren en de resultaten kunt verwerken.
  2. Lees H13.5 blz 91 en 92.

Slide 34 - Tekstslide

Eigen werk
A.s. dinsdag ga je in de les zelf een titratie uitvoeren.
PO op 30/11 (zie mail) over H7.4, H9.2 en oefenpractica

Lees H7.4 helemaal
Bestudeer voorbeeldopdracht 9, 10 en 11 en ga na of je de rekenstappen begrijpt

Slide 35 - Tekstslide

Directe Titratie


NOVA
H7.4 Zuur base reacties en titraties 
NOVA H9.2 Redoxreacties
les 2
Nodig:
Schrift, rekenmachine
device en BINAS

Slide 36 - Tekstslide

Geef de reactievergelijking van de zuur-base reactie die plaatsvindt tussen:
  1. kaliloog en een oplossing van azijnzuur.
  2. een salpeterzuuroplossing en een oplossing van natriumhypochloriet
  3. een mierenzuuroplossing en een natriumwaterstofcarbonaat oplossing
  4. SO2 borrelt door ammonia 

Slide 37 - Tekstslide

Hoe werkt een titratie?
Doel: bepalen van de onbekende concentratie
             van een oplossing 

  • Erlenmeyer (A) met oplossing met onbekende 
     
    concentratie.
  • Buret (B) bevat de oplossing met bekende 
     
    concentratie.
  • Met kraantje (C) kun je heel nauwkeurig vloeistof    
      toevoegen.
A
B
C

Slide 38 - Tekstslide

  • startvraag chemisch rekenen (10 min)
  • voorbereiding gebruik glaswerk bij titratie: LU les 11 (zelfstandig) 

Slide 39 - Tekstslide

Startvraag: Bepaling van de molariteit van mierenzuur
Om de exacte molariteit van een mierenzuuroplossing te bepalen wordt 10,00 mL van de oplossing getitreerd met 0,1003 M kaliloog.  Er blijkt 23,50 mL kaliloog nodig te zijn om het eindpunt te bepalen.
a  Geef de reactievergelijking.
b  Bereken de molariteit van de mierenzuuroplossing. TIP gebruik het 7-stappen plan. 
timer
10:00

Slide 40 - Tekstslide

stap 1 en 2 R.V en molverhouding
 mierenzuur = CHOOH (aq) (zwak zuur dus ongesplitst noteren)     kaliloog = K+ (aq) + OH- (aq)

              CHOOH            +                    OH-                      -> CHOO-
                 1 mol              :                 1 mol

Slide 41 - Tekstslide

stap 3 gegeven/ gevraagd
              CHOOH          +                        OH                  ->           CHOO-
                 1 mol               :                     1 mol
gegeven:                                        gegeven:
volume pipet                                    concentratie
=  10,00 mL  
                                     0,1003 = 0,1003 mol/L = 0,1003 mmol / mL
gevraagd:                                      gegeven:
M ( in mol/L)                                     afgelezen volume (23,50 mL)

Voor de titratie
buret
pipet
Na de titratie

Slide 42 - Tekstslide

stap 4 reken gegeven om in mol
              CHOOH          +                        OH                  ->           CHOO-
                 1 mol               :                     1 mol
gegeven:                                        gegeven:
volume pipet                                    concentratie
=  10,00 mL  
                                     0,1003 = 0,1003 mol/L = 0,1003 mmol / mL
gevraagd:                                      gegeven:
M ( in mol/L)                                     afgelezen volume (23,50 mL)

buret
pipet
uit de buret:
 
23,50 mL x 0,1003 mmol/mL = 2,357 mmol OH- toegevoegd

Slide 43 - Tekstslide

stap 5 reken dit met molverhouding om naar mol gevraagd
              CHOOH          +                        OH                  ->           CHOO-
                 1 mol               :                     1 mol
gegeven:                                        gegeven:
volume pipet                                    concentratie
=  10,00 mL  
                                     0,1003 = 0,1003 mol/L = 0,1003 mmol / mL
gevraagd:                                      gegeven:
M ( in mol/L)                                     afgelezen volume (23,50 mL)

buret
pipet
uit de buret:
 
23,50 mL x 0,1003 mmol/mL = 2,357 mmol OH- toegevoegd
met de pipet toegevoegd:
2,357 mmol CHOOH
want CHOOH : OH- = 1:1

Slide 44 - Tekstslide

stap 6 reken de uitkomst om naar gevraagde eenheid
              CHOOH          +                        OH                  ->           CHOO-
                 1 mol               :                     1 mol
gegeven:                                        gegeven:
volume pipet                                    concentratie
=  10,00 mL  
                                     0,1003 = 0,1003 mol/L = 0,1003 mmol / mL
gevraagd:                                      gegeven:
M ( in mol/L)                                     afgelezen volume (23,50 mL)

buret
pipet
uit de buret:
 
23,50 mL x 0,1003 mmol/mL = 2,357 mmol OH- toegevoegd
met de pipet toegevoegd:
2,357 mmol CHOOH
want CHOOH : OH- = 1:1
met de pipet toegevoegd:
2,357 mmol CHOOH in 10,00 mL

dit is 2,357 mmol/10,00 mL
       = 0,2357 mmol/mL
       = o,2357 M

Slide 45 - Tekstslide

stap 5 bereken mol gevraagde stof
              H3O+              +                       OH-                      -> H2O
       1 mol                :                        1 mol
gegeven:                      
volume pipet             
=  25,00 mL  
                               25,40.10-4 mol OH- toegevoegd
gevraagd:                     
M ( in mol/L)                 

Na de titratie
 buret
pipet

met de pipet toegevoegd:
25,40.10-4 mol H3O+
want H3O+ : OH- = 1:1

Slide 46 - Tekstslide

stap 6 bereken gevraagde molariteit 
              H3O+                        +                         OH-                      -> H2O
          1 mol                        :                         1 mol
gegeven:                      
volume pipet                                       25,40.10-4 mol OH- toegevoegd
=  25,00 mL  
                
gevraagd:                     
M ( in mol/L)                 

na de titratie
 buret
pipet
met de pipet toegevoegd:
25,40.10-4 mol H3O+ in 25,00 mL

dit is 25,40.10-4 mol/25,00.10-3 L
       = 1,016.10-1 mol/L
       = 1,016.10-1 M

Slide 47 - Tekstslide

stap 7 Controleer
A ntwoord gegeven op de vraag?
L ogisch? (kan het kloppen)
L eesbaar?
E enheid?
S ignificantie?

Slide 48 - Tekstslide