BPR oefenvragen

Burgerlijk Procesrecht
Oefenvragen over LE01-16
Bron: Boom digitaal
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
JuridischMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Burgerlijk Procesrecht
Oefenvragen over LE01-16
Bron: Boom digitaal

Slide 1 - Tekstslide

Hoe wordt het procesrecht ook wel genoemd?
A
formeel recht
B
materieel recht
C
objectief recht
D
subjectief recht

Slide 2 - Quizvraag

Maarten heeft een geschil met zijn werkgever De Bok B.V. over een loonvordering. Maarten besluit het geschil aan de rechter voor te leggen.
Kunnen Maarten en zijn werkgever zelf procederen of geldt er een verplichte procesvertegenwoordiging?
A
Ja, zij kunnen zelf procederen.
B
Maarten kan niet zelf procederen, zijn werkgever kan wel zelf procederen.
C
Maarten kan zelf procederen, zijn werkgever kan niet zelf procederen.
D
Nee, zij kunnen niet zelf procederen.

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet het werkgebied van een gerechtshof?
A
arrondissement
B
rayon
C
ressort
D
scope

Slide 4 - Quizvraag

Welke rechterlijke instantie behandelt het hoger beroep van vonnissen van de kantonrechter?
A
gerechtshof
B
Hoge Raad
C
rechtbank, sector Bestuursrecht
D
rechtbank, sector Civiel

Slide 5 - Quizvraag

Margot en Vincent willen een samenlevingscontract op laten stellen.
Bij welke rechtshulpverlener kunnen zij daarvoor terecht?
A
advocaat
B
deurwaarder
C
jurist
D
notaris

Slide 6 - Quizvraag

Hoe wordt het officieel overhandigen van een exploot door de deurwaarder genoemd?
A
aantekenen
B
betekenen
C
ondertekenen
D
vertekenen

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heten de administratiekosten die de verschillende gerechtelijke colleges in rekening brengen voor de rechtszaak?
A
griffierechten
B
incassokosten
C
liquidatietarief
D
toevoegingskosten

Slide 8 - Quizvraag

Welke zaak/zaken speelt/spelen een rol bij het verkrijgen van gesubsidieerde rechtsbijstand?
A
Alleen de financiële positie van degene die een rechtszaak begint.
B
Alleen het juridische probleem en de hoogte van het honorarium van de advocaat.
C
De hoogte van het honorarium dat de advocaat in rekening breng.
D
Zowel de financiële positie van degene die een rechtszaak begint als de aard van het juridische probleem.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe wordt de schriftelijke reactie van de gedaagde op de inhoud van de dagvaarding genoemd?
A
comparitie
B
conclusie van antwoord
C
memorie van grieven
D
repliek

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de advocaat van de gedaagde niet op de eerste roldag ‘verschijnt’?
A
De rechtbank verleent verstek.
B
De rechtbank verleent verzet.
C
De rechtbank zal de vordering afwijzen.
D
De rechtbank zal direct vonnis wijzen.

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel weken krijgt een procespartij in beginsel de tijd om een conclusie te nemen?
A
twee weken
B
vier weken
C
zes weken
D
acht weken

Slide 12 - Quizvraag

Pieter krijgt nog € 5.000,- van Hans. Hans wordt door middel van een dagvaarding opgeroepen om voor de rechter te verschijnen. Wat zijn de namen voor de procespartijen Pieter en Hans?
A
Pieter is eiser en Hans is gedaagde.
B
Pieter is gedaagde en Hans is eiser.
C
Pieter is verweerder en Hans is verzoeker.
D
Pieter is verzoeker en Hans is verweerder.

Slide 13 - Quizvraag

Jan komt in reactie op de vordering van Marcel in zijn conclusie van antwoord met een eis in reconventie. Worden deze beide vorderingen in één rechtszaak behandeld?
A
In sommige gevallen worden ze in één rechtszaak behandeld.
B
Ja, ze worden in één rechtszaak behandeld.
C
Nee, tenzij het om een kleine vordering gaat.
D
Nee, ze worden altijd apart behandeld.

Slide 14 - Quizvraag

Robert heeft twee vorderingen op Ria.
Hoe wordt het samenbrengen van deze twee vorderingen op dezelfde gedaagde, Ria, in één dagvaarding genoemd?
A
materiële cumulatie
B
normatieve cumulatie
C
objectieve cumulatie
D
subjectieve cumulatie

Slide 15 - Quizvraag

Is de regeling van de absolute en relatieve competentie bij een verzoekschriftprocedure anders dan bij een dagvaardingsprocedure?
A
Ja, de regeling van de absolute competentie is hetzelfde, de regeling van de relatieve competentie wijkt af.
B
Ja, de regeling van de absolute competentie wijkt af, de regeling van de relatieve competentie is hetzelfde.
C
Ja, zowel de regeling van de absolute competentie als de regeling van de relatieve competentie wijkt af.
D
Nee, deze zijn precies hetzelfde.

Slide 16 - Quizvraag

Welke rechter behandelt het hoger beroep in de spoedprocedure waarin leverancier Jansma € 5.000,- vordert wegens niet betaalde facturen van slagerij Het Hakblok?
A
de Hoge Raad
B
de kantonrechter
C
de voorzieningenrechter van de rechtbank
D
het gerechtshof

Slide 17 - Quizvraag

Hoe moeten eiser en gedaagde bij een kort geding voor de voorzieningenrechter verschijnen?
A
Beiden moeten zich door een advocaat laten vertegenwoordigen.
B
Beiden mogen zowel in persoon als bij advocaat verschijnen.
C
De eiser kan in persoon of bij advocaat verschijnen; de gedaagde moet via zijn advocaat in het geding verschijnen.
D
De eiser moet via zijn advocaat in het geding verschijnen; de gedaagde kan in persoon of bij advocaat in het geding verschijnen.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe wordt een rechterlijke plaatsopneming genoemd?
A
descente
B
deskundigenbericht
C
grosse
D
incident

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor soort akte is een deurwaardersexploot?
A
authentieke akte
B
geschrift
C
notariële akte
D
onderhandse akte

Slide 20 - Quizvraag

Hoe wordt een vonnis genoemd dat niet meer dan een vaststelling van een rechtstoestand of rechtsverhouding bevat?
A
condemnatoir vonnis
B
constitutief vonnis
C
declaratoir vonnis
D
interlocutoir vonnis

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een partijdeskundige?
A
een deskundige die door de rechter wordt benoemd
B
een deskundige die in zijn eigen zaak ook optreedt als getuige
C
een deskundige die op verzoek van partijen wordt gehoord
D
een deskundige wiens informatie door de rechter verplicht moet worden overgenomen

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent het als een vonnis kracht van gewijsde heeft?
A
De uitspraak heeft bindende kracht tussen de betrokken partijen.
B
De uitspraak mag ten uitvoer worden gelegd, ook als er een rechtsmiddel tegen dit vonnis wordt ingesteld.
C
Het vonnis heeft geen executoriale kracht.
D
Tegen de uitspraak staan geen gewone rechtsmiddelen meer open.

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel maand(en) bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep?
A
één maand
B
twee maanden
C
drie maanden
D
vier maanden

Slide 24 - Quizvraag

Welke termijn geldt voor het instellen van beroep tegen een vonnis in kort geding van de kantonrechter?
A
twee weken
B
vier weken
C
zes weken
D
acht weken

Slide 25 - Quizvraag

Hoe wordt het verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank voor de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis genoemd?
A
bindend advies
B
compromis
C
exequatur
D
fiattering

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen direct executiemiddel?
A
afgifte van minderjarigen
B
beslag tot afgifte van een roerende zaak
C
dwangsom
D
rechterlijke machtiging

Slide 27 - Quizvraag

Hoe wordt het beslag genoemd dat bedoeld is ervoor te zorgen dat goederen niet weggemaakt worden in de periode waarin de beslaglegger een executoriale titel tracht te krijgen?
A
conservatoir beslag
B
derdenbeslag
C
executoriaal beslag
D
verhaalsbeslag

Slide 28 - Quizvraag

De deurwaarder brengt op maandag 13 juni aan geëxecuteerde een exploot uit waarin is opgenomen de executoriale titel tot ontruiming van een onroerende zaak en het bevel tot ontruiming.

Op welke dag kan de deurwaarder tot feitelijke ontruiming overgaan?
A
dinsdag 14 juni
B
woensdag 15 juni
C
donderdag 16 juni
D
vrijdag 17 juni

Slide 29 - Quizvraag

Een klant van een winkel, Janssens, komt zijn betalingsverplichtingen niet na. De winkel dagvaardt de klant, maar in de dagvaarding is de naam van de gedaagde niet juist opgenomen. Er is sprake van een verschrijving, want in de dagvaarding staat Jansens. De gedaagde is echter wel op de zitting verschenen.
Stelling: de dagvaarding is nietig, aangezien zijn naam niet correct is gespeld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Loes (wonende te Arnhem) heeft nog € 10.000,- salaris tegoed van haar werkgever, Larsson B.V. (gevestigd in Utrecht).
Welke rechter is absoluut bevoegd om over deze vordering te oordelen?
A
kantonrechter
B
rechtbank, sector Civiel
C
gerechtshof
D
voorzieningenrechter

Slide 31 - Quizvraag

Loes (wonende te Arnhem) heeft nog € 10.000,- salaris tegoed van haar werkgever, Larsson B.V. (gevestigd in Utrecht).
Welke rechter is relatief bevoegd om over deze vordering te oordelen?
A
De rechter van de woonplaats van de gedaagde.
B
De rechter van de plaats waar de arbeid verricht wordt bevoegd
C
Zowel de rechter van de woonplaats van de gedaagde als de rechter van de plaats waar de arbeid verricht wordt bevoegd.

Slide 32 - Quizvraag

Einde

Slide 33 - Tekstslide