2.3 In beweging

2.3 In beweging
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

2.3 In beweging

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je kunt:
- de beenverbindingen van het skelet benoemen en aangeven hoe beweeglijk ze zijn.
- de onderdelen van een gewricht benoemen en hun functie geven
- drie soorten gewrichten in het skelet benoemen en omschrijven welke bewegingen ze kunnen maken
- uitleggen hoe spieren botten laten bewegen
- de onderdelen van een spier benoemen en uitleggen hoe een spier samentrekt

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen
gewricht - kraakbeenverbinding - vergroeiing - naadverbinding - gewrichtsknobbel - gewrichtskom - kraakbeen - gewrichtskapsel - gewrichtsmeer - gewrichtsbanden - kogelgewricht - scharniergewricht - rolgewricht - kruisbanden - meniscus - pezen- armbuigspier - armstrekspier - antagonisten - buigspieren - strekspieren - spierschede - spierbundels - spiervezels

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van?

Kennistest

Slide 4 - Tekstslide

Er volgen nu vragen om de voorkennis van de leerling te testen.
Wat is de naam van dit bot?
A
rib
B
schouderblad
C
borstbeen
D
sleutelbeen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding en lees de zin.
Kies in de zin steeds de juiste naam.

Bot P zit vast aan de kant van de A of B . Dat is dus C of D
A
Duim
B
Pink
C
Spaakbeen
D
Ellepijp

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft een goede lichaamshouding?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zitten de kraakbeenschijven?
A
tussen de ruggenwervels
B
in gewrichten
C
tussen borstbeen en ribben
D
Aan uiteinden van botten

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt gedragen door de wervelkolom?
A
De romp
B
De schedel
C
De borst
D
Het bekken

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beenverbindingen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe beweegt een gewricht?
  • Gewrichtsknobbel > bolle kant van een bot
  • Gewrichtskom > holle kant van een bot
  • Kraakbeen > aan beide kanten van een bot
    - zorgt voor dat beenderen langs elkaar kunnen
    glijden en niet slijten
  • Gewrichtskapsel > zit om het gewricht heen,
    houdt het gewricht bij elkaar
  • Gewrichtssmeer > zorgt dat gewrichten soepel kunnen bewegen
  • Gewrichtsbanden > extra versteviging van gewricht

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten gewrichten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Armbuigspier 
 Buig je arm en voel aan je armbuigspier.

Bij het buigen van je arm
wordt hij korter en dikker
Bij het strekken van je arm 
wordt hij langer en dunner
armbuigspier
(biceps)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Armbuigspier en armstrekspier

Spieren in je arm waardoor je je arm kan bewegen

biceps -> armbuigspier
triceps -> armstrekspier

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antagonisten 
Iedere spier heeft een antagonist.

Een spier kan namelijk zichzelf niet ontspannen: daar heeft hij zijn antagonist voor nodig!!

Antagonisten = spieren die een tegenovergesteld effect hebben 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van de spier
Om de spier zit een spierschede, een dik vlies dat de spierbundels bij elkaar houdt.
Aan beide uiteinden van de spier zit een pees. Met de pezen zit een spier vast aan botten. 
Een spier bestaat uit spierbundels. Een spierbundel is een verzameling spiervezels. 
Spiervezels zitten in groepjes bij elkaar in spierbundels. 
Als de spier samentrekt, trekken de spiervezels samen. Hoe meer spiervezels samentrekken, hoe meer kracht de spier geeft. Als je een zware tas optilt trekken er dus veel meer spiervezels in je arm samen dan dat je een potlood optilt.
Spieren zijn verbonden met zenuwcellen. Via de zenuwcellen komen impulsen, dat zijn elektrische stroompjes) bij de pier. Door deze impulsen trekt een spier samen. 

Slide 17 - Tekstslide

Dit is een tekening van een spier. Om de spier zit een spierschede. Aan beide uiteinden van de spier zit een pees. Met de pezen zit een spier vast aan botten. Een spier bestaat uit spierbundels. Een spierbundel is een verzameling spiervezels. Spieren zijn verbonden met zenuwcellen. Via de zenuwcellen komen impulsen bij de pier. door de impulsen trekt een spier Samen. 
Hoe trekt een spier samen?

Van groot naar klein:
Spier -> spierbundel -> spiervezel (=cellen)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VRAGEN?

Slide 19 - Tekstslide

Wisselmoment: vragen?
1
2
3
4
vergroeiing
naadverbinding
gewrichten
 kraakbeen

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat voor een beenverbinding zie je hier
A
naad
B
gewricht
C
vergroeid
D
kraakbeen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk nummer geeft de gewrichtsknobbel aan?
A
nummer 1
B
nummer 3
C
nummer 5
D
nummer 6

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor gewricht is dit?
A
Kogelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Geen van allen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de armbuigspier samentrekt wordt hij:
A
langer en dunner
B
langer en dikker
C
korter en dikker
D
korter en dunner

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kennistest 

Slide 25 - Tekstslide

Er volgen nu vragen om de voorkennis van de leerling te testen.
Weektaak
2.3 In beweging

AAN DE SLAG MET BIOLOGIE:

  • Maak vraag 1 t/m 22 in LEERWERKBOEK
  • Maak een BEGRIPPENLIJST
  • Maak een SAMENVATTING

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies