Hoe wordt de verzameling van alle organismen in een vijver genoemd?
A
Een levensgemeenschap.
B
Een ecosysteem.
C
Een populatie.
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
mens en natuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2,3
In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en 2 videos.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Hoe wordt de verzameling van alle organismen in een vijver genoemd?
A
Een levensgemeenschap.
B
Een ecosysteem.
C
Een populatie.
Slide 1 - Quizvraag
Tot welk niveau van de ecologie behoort een weiland?
A
individu
B
populatie
C
levensgemeenschap
D
ecosysteem
Slide 2 - Quizvraag
Alle eikenbomen in één bos vormen een ...
A
Organisme
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem
Slide 3 - Quizvraag
Wat zie je in de afbeelding?
A
Levensgemeenschap
B
Ecosysteem
C
Populatie
D
Individu
Slide 4 - Quizvraag
Wat zie je in de afbeelding?
A
Levensgemeenschap
B
Ecosysteem
C
Populatie
D
Individu
Slide 5 - Quizvraag
De eerste wolf die in Nederland kwam is een voorbeeld van een ...
A
Organisme
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem
Slide 6 - Quizvraag
De hermelijnen, konijnen en paardenbloemen op Terschelling behoren tot dezelfde levensgemeenschap.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Een groep wilde zwijnen op de Veluwe zijn een?
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem
Slide 8 - Quizvraag
Wat zie je in de afbeelding?
A
Levensgemeenschap
B
Ecosysteem
C
Populatie
D
Individu
Slide 9 - Quizvraag
Ronald zegt: “Het milieu is de levende omgeving waarin een mens of andere organismen leven.”
Saïd zegt: “Het milieu is de levende en niet-levende omgeving waarin een mens of andere organismen leven.” Wie heeft of hebben er gelijk?
A
Ronald.
B
Saïd.
C
Beiden.
D
Geen van beiden
Slide 10 - Quizvraag
1. De konijnen stierven aan een besmettelijke ziekte. 2. Door droogte stierven er veel dieren.
Welke bewering is biologisch of niet-biologisch?
A
1= biologisch
2= niet-biologisch
B
1 en 2 zijn biologisch
C
1 en 2 zijn niet biologisch
D
1= niet-biologisch
2= biologisch
Slide 11 - Quizvraag
1. Als er meer voedsel voor mussen is, zal de populatie mussen toenemen.
2. De groei van de wereldbevolking leidt tot een ecologisch evenwicht.
A
1 en 2 zijn waar
B
1 en 2 zijn niet waar
C
1 = waar
2 =niet waar
D
1= niet waar
2= waar
Slide 12 - Quizvraag
In een natuurgebied in Nederland is de afgelopen jaar de biodiversiteit toegenomen. Pien zegt dat in dat natuurgebied het aantal planten en dieren is toegenomen. Quinn zegt dat in dat natuurgebied het aantal verschillende soorten is toegenomen. Wie heeft of hebben er gelijk?
A
Pien.
B
Quinn.
C
Pien en Quinn.
D
Geen van beiden.
Slide 13 - Quizvraag
Consumenten (gebruikers)
Afvaleters
Reducenten
(afbrekers)
Mineralen
Producenten
(makers)
Slide 14 - Sleepvraag
Producent
Consument
Reducent
Voedingsstoffen maken
Resten afbreken tot mineralen
Voedingsstoffen gebruiken
Slide 15 - Sleepvraag
Welk afval wordt verwerkt bij composteren?
A
Chemisch afval.
B
Radioactief afval.
C
Tuinafval.
D
Vloeibaar afval.
Slide 16 - Quizvraag
Welke van de volgende installaties of organismen wordt gebruikt bij composteren?
A
Afvalwaterzuiveringsinstallaties.
B
Bacteriën.
C
Sorteermachines.
D
Verbrandingsovens.
Slide 17 - Quizvraag
1. Een duurzame kringloop is een kringloop die nooit door mensen is opgezet.
2. In een duurzame kringloop raakt de bodem niet uitgeput of verontreinigd door bijvoorbeeld te veel mest.
A
1 en 2 zijn waar
B
1 en 2 zijn niet waar
C
1= waar
2=niet waar
D
1=niet waar
2=waar
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Video
00:46
1. Reducenten breken de dode resten van organismen af tot water, koolstofdioxide en mineralen.
2,Voorbeelden van reducenten zijn bacteriën en schimmels.
A
1 en 2 zijn waar
B
1 en 2 zijn niet waar
C
1 = waar
2=niet waar
D
1=niet waar
2=waar
Slide 20 - Quizvraag
De meeste moderne veeteeltbedrijven hebben een verstoorde kringloop. Waardoor is dat zo?
A
Deze bedrijven hebben alleen maar dieren en geen gewassen.
B
Deze bedrijven gebruiken meer compost dan kunstmest
C
Deze bedrijven hebben alleen maar koeien en bijvoorbeeld geen kippen of schapen.
D
Deze bedrijven produceren veel mest, maar hebben nauwelijks akkers om de mest te verspreiden
Slide 21 - Quizvraag
1.Mensen zijn alleseters. 2.Een spar is een producent.
A
1 en 2 zijn beide waar
B
1 en 2 zijn niet waar
C
1=waar
2=niet waar
D
1=niet waar
2=waar
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Video
00:34
1. Bacteriën en schimmels zetten het compost om in afval. 2. Compost kan weer gebruikt worden als mest in de land- en tuinbouw.