M&M Start H1 Taak 7 Waar wonen mensen?

Taak 7 Waar wonen mensen?
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taak 7 Waar wonen mensen?

Slide 1 - Tekstslide

Donderdag 16 november
  • Terugblik: Taak 6
  • Doelen taak 7
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent het begrip: budgetteren?
A
Het kopen van goederen en het afnemen van diensten.
B
Een overzicht maken van je inkomsten en uitgaven. Zo’n overzicht helpt je je uitgaven te plannen.
C
Wat je nodig hebt om te overleven; eten, drinken, onderdak en kleding.
D
Het maken van goederen en diensten.

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent het begrip: productie?
A
Het kopen van goederen en het afnemen van diensten.
B
Dat je nooit alles kunt betalen wat je wilt.
C
Wat je nodig hebt om te overleven; eten, drinken, onderdak en kleding.
D
Het maken van goederen en diensten.

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent het begrip: consumptie?
A
Het kopen van goederen en het afnemen van diensten.
B
Dat je nooit alles kunt betalen wat je wilt.
C
Wat je nodig hebt om te overleven; eten, drinken, onderdak en kleding.
D
Het vak dat iemand uitoefent.

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het begrip: schaarste?
A
Een overzicht maken van je inkomsten en uitgaven. Zo’n overzicht helpt je je uitgaven te plannen.
B
Dat je nooit alles kunt betalen wat je wilt.
C
Wat je nodig hebt om te overleven; eten, drinken, onderdak en kleding.
D
Het vak dat iemand uitoefent.

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het begrip: beroep?
A
Een overzicht maken van je inkomsten en uitgaven. Zo’n overzicht helpt je je uitgaven te plannen.
B
Het kopen van goederen en het afnemen van diensten.
C
Wat je nodig hebt om te overleven; eten, drinken, onderdak en kleding.
D
Het vak dat iemand uitoefent.

Slide 7 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een luxebehoeften.

Slide 8 - Open vraag

Doelen Taak 7
  • Je leert wat bevolkingsdichtheid is. 
  • Je weet wat een geboortecijfer en een sterftecijfer is.
  • Je kunt uitleggen wat migratie is.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen immigratie en emigratie. 
  • Je kunt een stapelgrafiek lezen. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe komt het dat er in het ene gebied veel mensen wonen en in het andere gebied niet?

Slide 10 - Open vraag

Hoe is de wereld bevolkt?
Op dit moment wonen er ongeveer 7 miljard mensen op de wereld. 50 jaar geleden was dat nog maar de helft. De wereldbevolking groeit dus enorm snel.
Al die mensen wonen ergens, maar niet gelijk verdeeld over de wereld. Sommige gebieden zijn dichtbevolkt, terwijl andere gebieden dunbevolkt zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid
In een dichtbevolkt gebied wonen veel mensen per vierkante kilometer. Bijvoorbeeld New York, hier wonen in het centrum meer dan 4000 mensen per vierkante kilometer. De bevolkingsdichtheid is hier dus hoog.
In een dunbevolkt gebied wonen weinig mensen per vierkante kilometer. In het binnenland van Australië woont er gemiddeld nog geen één persoon per vierkante kilometer.  De bevolkingsdichtheid is hier dus laag.

Slide 12 - Tekstslide

Het aantal mensen op de wereld is gegroeid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

In gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid wonen weinig mensen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Gebruik de grafiek op blz. 44 en maak opdracht 3.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 4. Gebruik de atlas.
Op welke bladzijde van de atlas vind je de bevolkingsdichtheid van de aarde?

Slide 16 - Open vraag

Opdracht 4. In welke werelddelen is de bevolkingsdichtheid het hoogste?

Slide 17 - Open vraag

Opdracht 4. Wat is de bevolkingsdichtheid in Nederland?
A
200 of meer
B
100 - 200
C
50 - 100
D
10 - 50

Slide 18 - Quizvraag

Waardoor groeit of krimpt de bevolking in een gebied?
Het aantal mensen dat in een gebied woont, verandert door geboorte en sterfte. In bepaalde landen is het geboortecijfer hoog. Bijvoorbeeld in Nigeria, hier worden ongeveer 40 baby's per 1000 inwoners per jaar geboren. In Nederland is het geboortecijfer veel lager, ongeveer 11 per 1000 inwoners per jaar. Vergeleken met Nigeria is dat bijna 4 keer zo weinig.

Slide 19 - Tekstslide

Sterftecijfer - Geboorteoverschot
In gebieden sterven ook mensen. Als er veel mensen per 1000 inwoners per jaar sterven, dan is het sterftecijfer hoog. Gaan er relatief weinig mensen dood, dan is het sterftecijfer laag.
In Nederland en Nigeria is een geboorteoverschot. Dat wil zeggen dat er meer baby's geboren dan er mensen sterven. Het geboortecijfer is dus hoger dan het sterftecijfer. Het gevolg is dat de bevolking groeit.
In sommige landen is een sterfteoverschot. Daar sterven meer mensen dan er worden geboren. Het bevolkingsaantal krimpt.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 6. Zoek op in de atlas.
In welk werelddeel ligt Nigeria?

Slide 21 - Open vraag

Welke buurlanden heeft Nigeria?

Slide 22 - Open vraag

Maak opdracht 7 op bladzijde 45

Slide 23 - Tekstslide

In Nigeria is een
A
geboorteoverschot
B
sterfteoverschot

Slide 24 - Quizvraag

In Nederland is een
A
geboorteoverschot
B
sterfteoverschot

Slide 25 - Quizvraag

In Slovenië is een
A
geboorteoverschot
B
sterfteoverschot

Slide 26 - Quizvraag

Verhuizen in een ander gebied
Hoeveel mensen ergens wonen wordt niet alleen bepaald door sterfte en geboorte maar ook doordat mensen verhuizen naar een bepaald gebied. Dit noem je migratie.
Emigratie is als mensen naar een ander land verhuizen.
Immigratie is het tegenovergestelde, dan komen mensen een land binnen om er te wonen.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Waarom verhuizen mensen uit een gebied naar een ander gebied?

Slide 30 - Open vraag

Verhuizen in een ander gebied
In sommige gebieden wonen mensen graag. Daar is bijvoorbeeld genoeg werk, welvaart en je kunt er prettig en veilig wonen. Zo'n gebied is een aantrekkingsgebied.
Er zijn ook gebieden waar mensen juist weg willen, bijvoorbeeld omdat er weinig werk is, tekort aan voedsel, oorlog of onveiligheid. Zo'n gebied is een afstotingsgebied.

Slide 31 - Tekstslide

Maak opdracht 11, blz. 47

Slide 32 - Tekstslide

Maak opdracht 12, blz. 47

Slide 33 - Tekstslide

Maak opdracht 13, blz. 47

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 15. Geef nu antwoord op de vraag: Waarom wonen er in het ene gebied meer mensen dan in het andere gebied?

Slide 35 - Open vraag

Opdracht 16. En jij? Ben jij tevreden met de plaats waar je woont? Waarom wel/niet?

Slide 36 - Open vraag

Wat moet je kennen en kunnen?
  • Hoe is de wereld bevolkt?
  • Welke invloed hebben geboorte en sterfte op het aantal mensen in een gebied?
  • Waarom verhuizen mensen van het ene gebied naar het andere?

Slide 37 - Tekstslide

Begrippen taak 6
Beroep
Bestaansmiddelen
Budgetteren
Consumptie
Eerste levensbehoeften

Productie 
Schaarste
Inkomsten 
Uitgaven

Slide 38 - Tekstslide

Begrippen taak 7
aantrekkingsgebied
afstotingsgebied
bevolkingsdichtheid
emigratie
geboortecijfer

geboorteoverschot
immigratie
migratie
sterftecijfer
sterfteoverschot

Slide 39 - Tekstslide

Opdracht
Maak een woordweb.
Je krijgt een woord van Marijke. Dit woord ga je gebruiken om een woordweb te maken. Je schrijft woorden die te maken hebben met het woord en je zoekt plaatjes erbij. Dit lever je in en daar krijg je een punt voor.

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide