2022 Cellen, weefsels en afweer

Zelfzorg en activiteiten
 Leven met beperkingen en aandoeningen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begeleiden bij de ADLBeroepsopleiding

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zelfzorg en activiteiten
 Leven met beperkingen en aandoeningen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Welkom 
  • Formatief evalueren thuiswerk
Lesinhoud:
  • Cellen en weefsels
  • Afweersysteem
  • Ontsteking en afweer
Afronding
  • Thuiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cellen

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Cellen
  • Je kunt toelichten aan welke zes kenmerken je leven kunt herkennen.
  • Je kunt beschrijven hoe het celmembraan, het cytoplasma en de celkern zijn opgebouwd en wat hun functie is.
  • Je kunt uitleggen hoe binnen en buiten de cel homeostase (evenwicht) wordt bereikt.
  • Je kunt toelichten hoe cellen stoffen kunnen uitwisselen met hun omgeving via diffusie, osmose en op een actieve manier.
  • Je kunt uitleggen waarom het belangrijk is dat cellen zich delen en hoe de celdeling verloopt.
  • Je kunt uitleggen waarin de celdeling van lichaamscellen verschilt van die van geslachtscellen.
  • Je kunt beschrijven hoe X- en Y-chromosomen het geslacht van een baby bepalen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van leven
  • stofwisseling;
  • groei;
  • prikkelontvangst en -verwerking;
  • aanpassingsvermogen;
  • beweging;
  • voortplanting.





Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Wat: Voor jullie ligt een bouwpakketje met alle losse onderdelen van cel. Bouw de cel. 
Hoe: In groepjes. 
Hint: Gebruik Thieme Anatomie/Pathologie > H cellen en weefsels
Tijd: 5 minuten
Resultaat: Je hebt een cel gebouwd met alle onderdelen op de juiste plek en kunt benoemen welke functie deze verschillende onderdelen hebben
Klaar: Kijk of het de anderen is gelukt. Zo niet, help elkaar.

Slide 6 - Tekstslide

Plastick zakje: celmembraan
Water met eiwitten, vetten, suikers en zouten; cytoplasma
kralen: organellen zoals celkern (hersenen), mitochondriën (energieaanmaak), lysosomen (afbreken en opruimen van stoffen, centrosomen (vernieuwing van de cel).



Opbouw van de cel

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celkern
'Hersenen van de cel'

Slide 8 - Tekstslide

Elke lichaamscel bezit een celkern, behalve de rode bloedcel, want die raakt zijn kern in de loop van zijn ontwikkeling (rijping) kwijt. Er zijn ook lichaamscellen met meer celkernen, zoals spiercellen en cellen van het skelet. De kern regelt alle activiteiten in de cel. In de celkernen vind je chromosomen die bepalen hoe een cel zich gedraagt en werkt, en hoe een nieuwe cel wordt gevormd. Op de chromosomen zijn instructies vastgelegd waarmee een mens gebouwd en bestuurd kan worden. Chromosomen zijn dragers van de erfelijke informatie van een mens. Ze bepalen daarmee eigenschappen, zoals geslacht, kleur haar, kleur ogen en je karakter. De erfelijke informatie is opgeslagen in DNA (desoxyribonucleïnezuur). Het DNA heeft de vorm van een lange dubbele spiraal, die ook nog eens in elkaar gerold is. DNA wordt onderverdeeld in genen. Elk gen vormt een gecodeerde instructie. De genen zijn dus de feitelijke dragers van de erfelijke informatie. Voor ieder mens is de rangschikking van het DNA anders. Daardoor heeft elk mens een uniek DNA. Eén chromosoom bevat duizenden genen.
Een menselijke celkern bevat altijd 46 chromosomen: twee sets van 23 gepaarde chromosomen. De ene set is geërfd van de moeder, de andere van de vader. Elke set chromosomen bevat alle genen om een mens te bouwen.
Homeostase
Alle functies van het lichaam zijn in evenwicht; het lichaam kan dit evenwicht behouden ondanks invloeden van buitenaf.

Slide 9 - Tekstslide

Intracellulaire en extracellulaire vloeistof
Het lichaam bestaat voor een groot deel uit lichaamswater. Gemiddeld is dit bij een volwassene zo ongeveer 60% van het totale lichaamsgewicht. Bij jongeren of mensen die slanker zijn, ligt dit percentage wat hoger. Bij ouderen en dikkere mensen wat lager. Het merendeel van het lichaamswater bevindt zich binnen de cellen, ongeveer 38% van het lichaamsgewicht. Het vocht binnen de cellen noem je de intracellulaire vloeistof. De vloeistof buiten de cellen noem je de extracellulaire vloeistof.
Extracellulaire vloeistof bestaat voornamelijk uit bloedvocht, hersenruggenmergvocht, lymfevocht en weefselvocht. Het weefselvocht bevindt zich in de ruimte tussen de cellen. Het weefselvocht noem je ook wel intercellulaire vloeistof. Het weefselvocht bevochtigt alle cellen van het lichaam, behalve de huidcellen van de buitenste huidlagen. Het weefselvocht zorgt ervoor dat de cel zijn voedsel krijgt en zijn afvalstoffen kan afvoeren. Iedere lichaamscel is direct afhankelijk van de intercellulaire vloeistof. Het lichaam is daarom voortdurend zelf bezig met regelen en bijstellen, om de samenstelling constant te houden. Homeostase zorgt hiervoor. Homeostase betekent letterlijk vertaald 'gelijk blijven' en is technisch gezien een controlerend en regelend systeem. Het zorgt ervoor dat de omstandigheden in je lichaam en cellen zo gelijk mogelijk blijven.
Om homeostase te bereiken, beschikt je lichaam over honderden controle- en regelsystemen. De meest belangrijke hiervan zijn misschien wel het zenuwstelsel en het hormoonstelsel. Een voorbeeld van homeostase is dat je sneller gaat ademhalen als je hardloopt, want je hebt meer zuurstof nodig. Een ander voorbeeld van homeostase is dat je gaat transpireren als het erg warm is, want dan loopt de temperatuur in je lichaam niet te hoog op. Homeostase is ook binnen een cel noodzakelijk. Een constante samenstelling van de intracellulaire vloeistof is van levensbelang voor de cel. Iedere kleine verandering in de samenstelling kan grote gevolgen hebben, het kan zelfs blijvende schade toebrengen. Dit evenwicht wordt grotendeels door de cellen zelf geregeld. Het selectief doorlaatbare (semipermeabele) celmembraan heeft hierbij een belangrijke rol. Het celmembraan kiest kritisch welke stoffen het doorlaat en welke niet. Dit geldt voor de opname van stoffen in de cel en de uitscheiding van stoffen uit de cel. Voor de cellen is uitwisseling van stoffen dé manier om de omstandigheden binnen de cellen in evenwicht te houden.
Opdracht
Wat: Leg in eigen woorden uit wat de volgende begrippen betekenen: Passieve uitwisseling, Actieve uitwisseling, Diffusie en Osmose
Hoe: Zelfstandig. Gebruik hierbij Thieme boek Anatomie en pathologie: H2 Cellen en weefsels > Cellen
Tijd: 7 minuten
Resultaat: Je kunt toelichten hoe cellen stoffen kunnen uitwisselen met hun omgeving via diffusie, osmose en op een actieve manier.
Klaar: Kijk of het de anderen is gelukt. Zo niet, help elkaar.

Slide 10 - Tekstslide

Plastick zakje: celmembraan
Water met eiwitten, vetten, suikers en zouten; cytoplasma
kralen: organellen zoals celkern (hersenen), mitochondriën (energieaanmaak), lysosomen (afbreken en opruimen van stoffen, centrosomen (vernieuwing van de cel).



Uitwisseling van stoffen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Reductiedeling (Meiose)

Slide 13 - Tekstslide

Jongen of meisje
De geslachtschromosomen bepalen of een nieuw mens een jongen of een meisje wordt. Een nieuw mens ontstaat uit een bevruchte eicel en zaadcel. De geslachtscellen van de vrouw bevatten altijd twee zogenoemde X-chromosomen. De geslachtscellen van de man bevatten één X-chromosoom en één Y-chromosoom. Door de reductiedeling splitsen de chromosomen zich. Voortplantingscellen van de vrouw (de eicellen) hebben daarom altijd één X-chromosoom. Voortplantingscellen van de man (zaadcellen) hebben of één X-chromosoom of één Y-chromosoom. Als bij de bevruchting een eicel samensmelt met een zaadcel die het X-chromosoom draagt, dan heeft de bevruchte cel weer twee X-chromosomen. De nieuwe vrucht ontwikkelt zich dan tot een meisje. Als een eicel samensmelt met een zaadcel die het Y-chromosoom draagt, dan heeft de bevruchte cel één X-chromosoom en één Y-chromosoom. De nieuwe vrucht ontwikkelt zich tot een jongen.
Verwerking

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energizer
Wat: Kennismakingsopdracht ‘Ik ben uniek’
Hoe: Klassikaal
Tijd: 10 minuten
Resultaat: Je hebt zoveel mogelijk originele weetjes over jezelf verteld en bent zo snel mogelijk in het middelpunt van de kring gekomen
Klaar: Je mag weer op je plaats gaan zitten

Slide 15 - Tekstslide

8. Ik ben uniek
Nodig: /
De spelers staan in een kring, het doel is zo snel mogelijk bij ’t middelpunt van de kring te raken. Dit doe je door een origineel weetje over jezelf te vertellen. Als nog niemand hetzelfde heeft meegemaakt of ’t zelfde kenmerk heeft, mag je een stap naar voren doen.

Weefsels

  • Je kunt uitleggen dat cellen zich kunnen differentiëren en dat ze weefsels kunnen vormen.
  • Je kunt opsommen welke vier basistypen weefsel er zijn.
  • Je kunt beschrijven hoe dekweefsel is opgebouwd, welke soorten er zijn en wat de kenmerken en taken zijn.
  • Je kunt beschrijven hoe bindweefsel is opgebouwd, welke soorten er zijn en wat de kenmerken en taken zijn.
  • Je kunt beschrijven hoe spierweefsel is opgebouwd, welke soorten er zijn en wat de kenmerken en taken zijn.
  • Je kunt beschrijven hoe zenuwweefsel is opgebouwd, welke soorten er zijn en wat de kenmerken en taken zijn.
  • Je kunt uitleggen hoe weefsels zich kunnen vormen en herstellen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefsels

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Weefsels
Onderling verbonden groepen cellen van gelijke soort en met een gemeenschappelijke taak
  • dekweefsel
  • bindweefsel
  • spierweersel
  • zenuwweefsel


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Wat: Maak de lesopdracht 'weefsels'
Hoe: Zelfstandig. Gebruik hierbij Thieme boek Anatomie en pathologie: H2 Cellen en weefsels > Cellen
Tijd: 7 minuten
Resultaat: Je kunt beschrijven hoe de basistypen weefsels zijn opgebouwd, welke soorten er zijn en wat de kenmerken en taken zijn.
Klaar: Kijk of het de anderen is gelukt. Zo niet, help elkaar.

Slide 19 - Tekstslide

Plastick zakje: celmembraan
Water met eiwitten, vetten, suikers en zouten; cytoplasma
kralen: organellen zoals celkern (hersenen), mitochondriën (energieaanmaak), lysosomen (afbreken en opruimen van stoffen, centrosomen (vernieuwing van de cel).



Afweersysteem

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Afweersysteem
  • Je kunt uitleggen in welke drie verdedigingslinies je het afweersysteem kunt verdelen.
  • Je kunt beschrijven op welke vier manieren huid en de slijmvliezen zich verdedigen tegen ziektekiemen.
  • Je kunt beschrijven hoe een ontstekingsreactie ontstaat, hoe je die herkent en wat de functie is.
  • Je kunt uitleggen hoe de cellen van de niet-specifieke afweer ziektekiemen aanvallen.
  • Je kunt uitleggen hoe de cellen van de specifieke afweer ziektekiemen aanvallen.
  • Je kunt uitleggen waar de zwezerik en de milt in je lichaam liggen en wat hun functies zijn.
  • Je kunt uitleggen waar de belangrijkste onderdelen van het lymfestelsel liggen, hoe ze zijn opgebouwd en welkefuncties ze hebben.
  • Je kunt beschrijven op welke manieren je immuun kunt worden voor een ziekte.







Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Wat
Hoe: Klassikaal
Tijd: 10 minuten
Resultaat
Klaar

Slide 22 - Tekstslide

8. Ik ben uniek
Nodig: /
De spelers staan in een kring, het doel is zo snel mogelijk bij ’t middelpunt van de kring te raken. Dit doe je door een origineel weetje over jezelf te vertellen. Als nog niemand hetzelfde heeft meegemaakt of ’t zelfde kenmerk heeft, mag je een stap naar voren doen.

Thuiswerk

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontsteking
  • Je kunt uitleggen waarom een ontsteking een nuttige lichaamsreactie is op weefselbeschadiging.
  • Je kunt beschrijven aan welke algemene ziekteverschijnselen, plaatselijke ontstekingsreacties en afwijkende bloeduitslagen een ontsteking te herkennen is.
  • Je kunt toelichten welke vijf groepen schadelijke prikkels een ontsteking kunnen veroorzaken en er voorbeelden van geven.
  • Je kunt uitleggen in welke vormen oppervlakkige en diepe ontstekingen zich kunnen uiten.
  • Je kunt beschrijven op welke manieren het lichaam een ontsteking kan genezen en wat restverschijnselen kunnen zijn.
  • Je kunt toelichten op welke manieren het lichaam ondersteund kan worden bij het genezen van een ontsteking.
Afweer en afweerreacties
  • Je kunt beschrijven via welke twee soorten afweerreacties het lichaam reageert op het binnendringen van lichaamsvreemde stoffen en ziekteverwekkers.
  • Je kunt uitleggen welke soorten B- en T-lymfocyten er zijn en welke rol zij spelen in de afweer.
  • Je kunt benoemen welke klassen immunoglobulinen er zijn en wat hun functie is.
  • Je kunt toelichten op welke manieren actieve en passieve immuniteit kunnen ontstaan.
  • Je kunt opsommen tegen welke ziektes kinderen en volwassenen kunnen worden gevaccineerd.
  • Je kunt uitleggen hoe verschillende omstandigheden er toe kunnen leiden dat het afweersysteem tekortschiet.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Wat
Hoe: Klassikaal
Tijd: 10 minuten
Resultaat
Klaar

Slide 25 - Tekstslide

8. Ik ben uniek
Nodig: /
De spelers staan in een kring, het doel is zo snel mogelijk bij ’t middelpunt van de kring te raken. Dit doe je door een origineel weetje over jezelf te vertellen. Als nog niemand hetzelfde heeft meegemaakt of ’t zelfde kenmerk heeft, mag je een stap naar voren doen.

Thuiswerk

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik/huiswerk
Voorbereiding




Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies