19 EBG - van mij/van jou
1 / 19
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
De pen is van haar.
De bal is van hem.
Het huis is van hen.
De pen is van hem.
Het huis is van mij.
De bal is van haar.
Slide 4 - Sleepvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Schrijf het persoonswoord:
De man loopt naar huis.
De man loopt naar huis.
A
Hij
B
Zij
Slide 9 - Quizvraag
Schrijf het persoonswoord:
Het meisje leest een boek.
Het meisje leest een boek.
A
Hij
B
Zij
Slide 10 - Quizvraag
Jij spreekt Duits.
Ik kan ....... niet verstaan.
Ik kan ....... niet verstaan.
A
mij
B
jou
C
hem
D
haar
Slide 11 - Quizvraag
Vika spreekt Duits.
Ik kan ....... niet verstaan.
Ik kan ....... niet verstaan.
A
mij
B
jou
C
hem
D
haar
Slide 12 - Quizvraag
Die mensen spreken Duits.
Ik kan ....... niet verstaan.
Ik kan ....... niet verstaan.
A
mij
B
jou
C
hem
D
ze
Slide 13 - Quizvraag
Jij bent jarig.
Ik geef ............... een zoen!
Ik geef ............... een zoen!
A
mij
B
jou
C
hem
D
ze
Slide 14 - Quizvraag
Jouw moeder is jarig.
Jij geeft ............... een zoen!
Jij geeft ............... een zoen!
A
mij
B
jou
C
haar
D
hem
Slide 15 - Quizvraag
Jouw opa is jarig.
Jij geeft ............... een zoen!
Jij geeft ............... een zoen!
A
mij
B
jou
C
haar
D
hem
Slide 16 - Quizvraag
Jouw broer is jarig.
Jij geeft ............... een zoen!
Jij geeft ............... een zoen!
A
mij
B
jou
C
haar
D
hem
Slide 17 - Quizvraag
Mijn broek is vies.
Ik was ............
Ik was ............
A
het
B
jou
C
haar
D
hem
Slide 18 - Quizvraag
Mijn boek is weg.
Ik zoek ............
Ik zoek ............
A
het
B
jou
C
haar
D
hem
