Taal groep 7 stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Je leert hoe je een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord maakt.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Je leert hoe je een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord maakt.

Slide 1 - Tekstslide

Maar eerst: Wat is ook alweer een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 2 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Ons voetbalteam draagt gestreepte clubkleding.
A
ons
B
voetbalteam
C
clubkleding
D
gestreepte

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De tegenstanders droegen een effen shirt en broek.
A
De tegenstanders
B
effen
C
shirt
D
broek

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De aanvoerder speelt altijd met blote benen, ook als het vriest!
A
De aanvoerder
B
vriest
C
blote
D
benen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Als het vriest, dan draagt de spits altijd een groene muts.
A
dan
B
de spits
C
altijd
D
groene

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Natuurlijk keept de keeper alleen met zijn eigen leren keepershandschoenen.
A
Natuurlijk
B
De keeper
C
leren
D
keepershandschoenen

Slide 7 - Quizvraag

Een van deze bijvoeglijke naamwoorden zegt iets over de stof waarvan het zelfstandig naamwoord is gemaakt. welke is dat?
gestreepte clubkleding
effen shirt en broek
blote benen
groene muts
leren keepershandschoenen

Slide 8 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Alle spullen zijn van een of ander materiaal gemaakt.
Voorbeelden: 
Een honkbalknuppel is gemaakt van hout 
-> Een houten honkbalknuppel
Een medaille is gemaakt van goud
-> Een gouden medaille
Sokken gemaakt van wol
-> Wollen sokken

Slide 9 - Tekstslide

Beschrijft het bijvoeglijk naamwoord het materiaal van een voorwerp?
Dan noem je het een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
Dit bijvoeglijk naamwoord eindigt altijd op -en.

Er zijn uitzonderingen zoals: 
Kunststof kozijnen (je mag wel kunststoffen zeggen)
Aluminium pan
Viscose T-shirt
Plastic beker

Slide 10 - Tekstslide

let op, voordat je aan de slag gaat!
Graag denken aan + en,
dus houten en gouden

En de normale spellingsregels:
brons + en = bronzen
wol + en = wollen

Mag je nu de les afmaken in je boek!

Slide 11 - Tekstslide