BS 5.3 deel 2

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Welkom!

Vandaag:

Programma van vandaag:

* BS 2 herhalen

* BS3 deel 1 herhalen

* BS3 deel 2 bespreken

* Vragen maken van BS 3

Terugblik hormonen...

Log in....

Zet de hormonen op de juiste plek.

FSH and LH

testosteron

groeihormoon

oxytocine

oestrogenen

thyroxine

antidiuretisch hormoon

TSH

Het hormoon dat het lichaam snel tot grote activiteit kan aanzetten (bijv. vluchten) wordt geproduceerd door:

1. bijnieren
2. schildklier
3. hypofyse
4. alvleesklier

Vier uitspraken over glucose en insuline. Welke is waar?

1. Wanneer uit het voedsel in het darmkanaal veel glucose in het bloedplasma wordt opgenomen, daalt de afgifte van glucagon door de alvleesklier
2. Wanneer iemand enkele uren niets heeft gegeten, stijgt de afgifte van insuline door de alvleesklier
3. Een hoge concentratie glucagon stimuleert de opname van glucose uit het bloedplasma door spiercellen, zonder de glucoseafgifte aan het bloedplasma door levercellen te vergroten
4. Een hoge concentratie insuline stimuleert de afgifte van glucose door de lever

Wat wordt bedoeld met een doelwitorgaan van een hormoon?

Probeer de belangrijkste verschillen te noemen tussen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel.

B3 Het zenuwstelsel deel 1 herhaling

Hersenen

Ruggenmerg

Centrale zenuwstelsel

Zenuwstelsel

Zenuwen

Centrale zenuwstelsel

Perifeer zenuwstelsel

Grote hersenen

Hersenstam

Hersenzenuw

Ruggenmergzenuw

Kleine hersenen

lesdoelen 5.3

Je weet welke indeling er is in het zenuwstelsel (behandeld)

Je kan uitleggen wat een prikkel en een impuls is. (behandeld)

Je weet hoe een zenuwcel eruit ziet en hoe het werkt.

Je weet welke typen zenuwcellen en zenuwen er zijn.  

Je kent de bouw en functie van het ruggenmerg.

B3 Het zenuwstelsel deel 2

Telefoon even weg!

Pak pen en schrift.. 

Welke drie typen zenuwcellen ken je?

Impuls

Ruggenmerg

Pak je telefoon erbij

Stukje herhalen..

Dendriet

Cellichaam

Kern

Axon

Synaps

Bewegingszenuwen geleiden impulsen ...

1. van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel
2. van het centrale zenuwstelsel naar zintuigen
3. van spieren naar het centrale zenuwstelsel
4. van het centrale zenuwstelsel naar spieren

Onderdeel 3 is beschadigd,
dit heeft gevolgen voor de hand.
De persoon kan .......

1. Links niet meer bewegen
2. Rechts niet meer bewegen
3. Links niet meer voelen
4. Rechts niet meer voelen

Welk type zenuwcel is de rechter op het plaatje?

1. Motorische zenuwcel
2. sensorische zenuwcel
3. Schakel zenuwcel

Zintuig = Receptor

Spier = effector

Centraal zenuwstelsel

Motorische zenuwcel

Sensorische zenuwcel

Een axon is altijd langer dan een dendriet.

1. ja
2. nee, alleen bij een motorisch neuron
3. nee, alleen bij een schakelneuron
4. nee, alleen bij een sensorisch neuron

Doel:

Je kunt de bouw, functies en 

werking van het zenuwstelsel 

beschrijven

Huiswerk:

Je maakt 19 t/m 26

Je leert B 1-2-3

Tot de volgende les!

De grote hersenen

Hersenen

https:

de kleine hersenen

Welk effect heeft
alcohol op
de kleine hersenen?