HFST 4 paragraaf 3 & 4

Hoofdstuk 4 
Paragraaf 3 & 4
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 
Paragraaf 3 & 4

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg paragraaf 3 
  • Opdracht paragraaf 4
  • Uitleg paragraaf 4
  • Werken aan het huiswerk
  • Terugkoppeling

Slide 2 - Tekstslide

Woning financiering

Slide 3 - Woordweb

Hypotheek
Lening voor de aankoop van een huis.

Hypotheeklasten: maandelijks aflossing + rente betalen
  • Het huis geldt als onderpand van de woning. Dit betekent dat wanneer de koper de hypotheeklasten niet kan betalen, dat de bank de woning verkoopt en met de opbrengst de hypotheek aflost.


Slide 4 - Tekstslide

Hypotheek
Waarom laat de bank bij aankoop van een huis de woning of het pand taxeren?

Slide 5 - Tekstslide

Hypotheek
Waarom laat de bank bij aankoop van een huis de woning of het pand taxeren?

Voordat de bank een lening verstrekt, laat de bank een deskundige de woning taxeren (= werkelijke waarde vaststellen).
De bank wil namelijk niet meer dan de werkelijke waarde van de woning lenen.
Als de bank meer leent dan de woning waard is, loopt de bank het risico het geleende bedrag niet geheel terug te krijgen.



Slide 6 - Tekstslide

Hypotheken 
Annuïteitenhypotheek
Maandbedrag gelijk -> rentebedrag daalt, aflossing stijgt


Lineaire hypotheek
Maandbedrag neemt af -> rentebedrag daalt, aflossing blijft gelijk


Slide 7 - Tekstslide

Gebruik de plaatjes in een samenvatting!

Slide 8 - Tekstslide

Invloed rente op een hypotheek
Hogere hypotheekrente --> lagere maximale hypotheek
Hogere hypotheekrente -->hogere maandlasten
Rente <--> hypotheekschuld

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vermogen door hypotheek
Woningmarkt momenteel
Overwaarde?
Klaar met hypotheek?



Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Kopen of huren? 4.4
  • Wat zijn de voordelen van een woning huren?
  • Wat zijn de voordelen van een koopwoning?
  • Welke kosten betaalt een huiseigenaar per maand?
Schrijf bij beide mogelijkheden minimaal twee voor- en nadelen op in je schrift. 
Daarnaast schrijf je op welke kosten een huiseigenaar nog meer kan  hebben voor zijn woning?

Slide 13 - Tekstslide


Voordeel kopen:
– met een eigen huis doe je wat je wil, jij bent de baas.
– mogelijke waardestijging. Crisis of niet, een huis is een belegging voor de lange termijn.
– meer keuze, geen wachtlijsten voor een goede woning.
– je profiteert van de hypotheekrenteaftrek. en de nationale hypotheekgarantie.

Nadeel kopen:
– het kopen van een huis kost veel geld, zoals overdrachtsbelasting.
– mogelijkheid van waardedaling. Als de markt tegenzit, kan het verkopen van een huis lang duren.
– het onderhoud is voor jou.
– woonlasten kunnen variëren door wijziging rente en onzekerheid over hypotheekrenteaftrek.

Slide 14 - Tekstslide

Voordeel huren:
– niet lenen(geen risico), maar gewoon vaste maandelijkse lasten.
– geen zorgen over onderhoud, dat is een taak voor de verhuurder.
– vrijheid, opzeggen en wegwezen.
– huurstijging van de huur is beperkt.
– mogelijkheid van huursubsidie.
– wettelijke huurbescherming.
– steeds meer keuze in huurvormen.

Nadeel huren:
– moderniseren van de woning loont niet. Vaak moet de woning bij vertrek weer in de oorspronkelijke staat opgeleverd worden.
– weinig keuze en mogelijk lange wachttijden.
– huur wordt in de toekomst misschien afhankelijk gemaakt van het inkomen (heeft betrekking op de sociale woningbouw).

Slide 15 - Tekstslide

De netto woonlasten bestaan uit:
  • rente en aflossing van de     hypotheek 
  • onderhoudskosten
  • opstal verzekering
  • belasting vanwege bezit woning ( onroerend zaak belasting)
  • rioolheffing
  • afvalstoffenheffing

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Maak in stilte de opdrachten van 4.3 en 4.4.
Dit doe je in stilte!

Slide 17 - Tekstslide

Er zijn verschillende hypotheekvormen. Lars heeft een hypotheek waarbij de rente en aflossing elk jaar samen hetzelfde bedrag zijn, zoals is weergegeven in de grafiek.

Welke bewering over zijn hypotheeklasten is juist?
A
De rente is: elk jaar meer De aflossing is: elk jaar evenveel
B
De rente is: elk jaar meer De aflossing is: elk jaar minder
C
De rente is: elk jaar minder De aflossing is: elk jaar evenveel
D
De rente is: elk jaar minder De aflossing is: elk jaar meer

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een voordeel van een Annuïteiten hypotheek?
A
De maandelijkse lasten worden steeds minder.
B
De maandelijkse lasten zijn altijd gelijk.
C
De maandelijkse lasten zijn altijd anders.
D
De maandelijkse lasten veranderen vaak.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een nadeel van een lineaire hypotheek?
A
Je betaalt in totaal veel rente.
B
Je moet in totaal veel aflossen.
C
De kosten zijn in totaal heel hoog.
D
In het begin zijn de maandlasten heel hoog.

Slide 20 - Quizvraag

Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de makelaar

Slide 21 - Quizvraag

Wat is onroerendezaakbelasting?
A
Parkeergeld van bezoekers in het centrum van een stad
B
Jaarlijkse belasting die eigenaren van een woning over de waarde van hun huis moeten betalen
C
Belasting voor het ophalen en verwerken van vuilnis
D
belasting voor het schoonhouden van straten en groenstroken

Slide 22 - Quizvraag

Waaruit bestaan de hypotheeklasten?
A
gas, water en licht
B
aflossing en rente
C
renteaftrek
D
inkomen

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn de verschillen tussen een lineaire hypotheek en annuïteitenhypotheek?

Slide 24 - Open vraag

Inboedelverzekering en opstalverzekering  
- Bij een inboedelverzekering ben je verzekerd voor schade die in het huis  o.a. door brand, water of inbraak worden veroorzaakt. 
- Bij een opstalverzekering ben je verzekerd voor schade  die aan het huis  o.a. door brand, water of inbraak worden veroorzaakt.  

Slide 25 - Tekstslide