5.8 spelling

Welkom terug bij H5.8
Wat weet je nog van de vorige keer?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug bij H5.8
Wat weet je nog van de vorige keer?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Wat weet je al van werkwoordspelling?
  • hoe je het schema van werkwoordspelling moet gebruiken

Doel van deze les?
  • je kan Engelse werkwoorden vervoegen




Slide 2 - Tekstslide

Hoe spel je de tegenwoordige tijd?
  1. Zoek het hele werkwoord.
  2. Haal -en eraf, want dan heb je de stam.
  3. Gebruik het werkwoord lopen als voorbeeld.
Ik loop
Jij loopt / Loop jij?
Hij/zij loopt
Wij lopen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Voltooid deelwoord
  • Werkwoordsvorm (vervoeging)
  • Er staat altijd een vorm van hebben, worden of zijn bij.

Twijfel tussen d of t? Gebruik 't kofschip x

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

't kofschip x
ook wel 't x kofschip
eindigt de ik-vorm (stam) op een letter uit het 't x kofschip
dan -te 

Slide 7 - Tekstslide

T KoFSCHiP X

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een werkwoord? Een werkwoord duidt aan:
A
mens, dier of ding
B
handeling, gebeurtenis of toestand
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets doet

Slide 9 - Quizvraag

Waar zie je een werkwoord staan?
A
onder
B
shoppen
C
verkeerd
D
hoe

Slide 10 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord verlengen:

De actie wordt met nog één week ...


A
verlengt
B
verlengd
C
verlengdt

Slide 11 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord worden in de tegenwoordige tijd:

Met het invullen ... ik geholpen.
A
wort
B
word
C
wordt

Slide 12 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord worden in de tegenwoordige tijd:

... je daar niet vreselijk moe van?
A
wort
B
word
C
wordt

Slide 13 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord worden in de tegenwoordige tijd:

Dat ... haast nooit meer gedaan.
A
wort
B
word
C
wordt

Slide 14 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Die maaltijd was echt heerlijk ...
A
bereit
B
bereid
C
bereidt

Slide 15 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Pas op, die deur is net ... (schilderen).
A
geschildert
B
geschilderd

Slide 16 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Die boerderijen ... (branden, pv vt) gister tot de grond toe af.

Slide 17 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Hij ... (durven, pv vt) vorige week niet alleen over straat.

Slide 18 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord verlengen:

De winkel ... de actie met één week.
A
verlengt
B
verlengd
C
verlengdt

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag H5.8

Opdracht 1 + 3

Daarna gaan we verder met uitleg! Blijf dus in LessonUp!

timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Ik ... (crossen) gister door het bos.

Slide 23 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Dat is op het goede moment ... (timen).

Slide 24 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Ik heb het bestand per ongeluk ... (deleten).

Slide 25 - Open vraag

Aan de slag H5.8


Opdracht 1, 3 t/m 10 + 13
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide