Vergilius, boek 2, vs. 228 - 249

Met welke Latijnse tekstelementen wordt het paard aangeduid?
1 / 12
volgende
Slide 1: Open vraag
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Met welke Latijnse tekstelementen wordt het paard aangeduid?

Slide 1 - Open vraag

Welk woord uit vs. 236 - 239 bevat vertellerscommentaar?
A
stuppea
B
fatalis
C
feta
D
innuptae

Slide 2 - Quizvraag

240 Illa subit mediaeque minans inlabitur urbi.
 O patria, o divum domus Ilium et incluta bello
 moenia Dardanidum! Quater ipso in limine portae
 substitit atque utero sonitum quater arma dedere;
 instamus tamen immemores caecique furore
245 et monstrum infelix sacrata sistimus arce.
 Tunc etiam fatis aperit Cassandra futuris
 ora dei iussu non umquam credita Teucris.
 Nos delubra deum miseri, quibus ultimus esset
 ille dies, festa velamus fronde per urbem.

vr. 16 b & c: prospectie en (pathos)
240 Illa subit mediaeque minans inlabitur urbi.
 O patria, o divum domus Ilium et incluta bello
 moenia Dardanidum! Quater ipso in limine portae
 substitit atque utero sonitum quater arma dedere;
 instamus tamen immemores caecique furore
245 et monstrum infelix sacrata sistimus arce.
 Tunc etiam fatis aperit Cassandra futuris
 ora dei iussu non umquam credita Teucris.
 Nos delubra deum miseri, quibus ultimus esset
 ille dies, festa velamus fronde per urbem.

Slide 3 - Tekstslide

Metrum: scandeer
237  intendunt; scandit fatalis machina muros

240 Illa subit mediaeque minans inlabitur urbi.

 

Slide 4 - Tekstslide

Welk plaatje past het best bij het metrum van vs. 237?

Slide 5 - Poll

Wie of wat wordt aangeduid met "illa" vs. 240?
A
machina vs 237
B
pueri vs 238
C
puellae vs 239
D
sacra vs 239

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet het gebruik van "mediae" in vs 240

Slide 7 - Open vraag

Apostrofe
repetitio
Anafoor
o patria, o domus ilium
quater .... quater
immemores caecique

Slide 8 - Sleepvraag

Welke tegenstelling wordt aangegeven door "tamen" in vs. 244

Slide 9 - Open vraag

Wat valt je op aan de woordplaatsing in vs. 245? Geef ook aan wat het effect is!

Slide 10 - Open vraag

Welke uitingen van misplaatste blijdschap (door de Trojanen) komen in deze tekst naar voren? Citeer

Slide 11 - Open vraag

Deze vraag of opmerking over de tekst heb ik nog:

Slide 12 - Open vraag