H4 woordenschat_ achtervoegsels_ 2KT

Achtervoegsels
H3+4 woordenschat
Voorvoegsels + achtervoegsels
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Achtervoegsels
H3+4 woordenschat
Voorvoegsels + achtervoegsels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je weet de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels.

  • Je weet de betekenis van woorden vinden met behulp van achtervoegsels.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H3 woorden met voorvoegsel

Sommige woorden bestaan uit een kernwoord en een voorvoegsel.

Het voorvoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.

Bijvoorbeeld:

gebruiken - hergebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorvoegsel
Voorbeeld

a-             niet

anti-        tegen

non-        niet

mis-        verkeerd, fout

wan-       slecht, verkeerd

her-         weer, opnieuw

ex-           niet meer

mini-       heel klein

inter-       tussen 2 of meer
                 gebieden

asociaal

antipathie

non-actief

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent
onmisbare
A
niet te missen
B
gemiste

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent
interregionaal
A
in de regio's
B
tussen regio's

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent
herkauwers
A
een dier dat zijn eten opnieuw kauwt
B
een dier dat zijn eten meteen goed kauwt

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


niet te betalen
A
wanbetalen
B
onbetaalbaar
C
nonbetalen
D
anti-betalen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H4 woorden met achtervoegsels
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch
erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels,
je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 9 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
     blijheid
     duidelijk
     afdeling
     aardig
     aansteker
     eigenaar
     aaibaar
     fantastisch

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis

Door een achtervoegsel verandert de betekenis van een woord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

De docent kan eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



-(i)teit biodiversiteit

-kundig vakkundig

-(e)lijk wetenschappelijk

-rijk waterrijk

-vaardig slagvaardig

-wekkend angstwekkend



-achtig kinderachtig

-baar onoplosbaar

-eus nerveus, comateus

-heid werkloosheid

-ief subjectief

-ig gelukkig

-isme socialisme



Veelvoorkomende achtervoegsels

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

met heel veel begrip

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

zonder geluid

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

waar je erg om moet lachen

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

als een klein kind

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

dat wat overblijft

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

uit te klappen

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Verder met Nieuw Nederlands online
Hoofdstuk 4 Woordenschat
 achtervoegsels


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies