Spelling van alles wat



Wat weet je nog?
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les



Wat weet je nog?

Slide 1 - Tekstslide

Maak de volgende vragen.
Weet je het antwoord niet, waag gewoon een gokje!

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Ophalen van kennis over Spelling
Verschillende onderdelen van Spelling herhalen zoals werkwoordspelling, interpunctie, trema, koppelteken enzovoort. 

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 4 - Tekstslide


Kies de juiste spelling.

Het [beloven] weer een flinke uitdaging te worden.


A
belooft
B
beloofd

Slide 5 - Quizvraag

Welke spelling is juist?

Ik ... moe van spelling.
A
wordt
B
wort
C
word

Slide 6 - Quizvraag


Kies de juiste spelling.

Het is de tweede keer, dat dit [gebeuren].


A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 7 - Quizvraag

Welke spelling is juist?

Volgens mij ... je broer moe van spelling.
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 8 - Quizvraag

Welke spelling is juist?

... jij ook zo moe van spelling?
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 9 - Quizvraag

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.

Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord HEBBEN
A
gehad
B
gehebben
C
gehat
D
gehebt

Slide 10 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
geen voltooid deelwoord
gelopen
geslapen
gebeuren
gedaan
doen
schrijven

Slide 11 - Sleepvraag

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 12 - Quizvraag

Interpunctie

Slide 13 - Tekstslide

Wat is 'interpunctie'?
A
Een waarschuwing die iemand je geeft
B
Een opgelegde maatregel
C
Het zetten van hoofdletter, punten, komma's etc.
D
Een advies van iemand

Slide 14 - Quizvraag

In welke zin is de interpunctie correct toegepast?
A
"Petra zeg sorry voor je onbetamelijk gedrag'': zei haar moeder boos.
B
"Petra, zeg sorry voor je onbetamelijk gedrag!'' zei haar moeder boos.
C
"Petra, zeg sorry voor je onbetamelijk gedrag'': zei haar moeder boos!
D
"Petra, zeg sorry voor je onbetamelijk gedrag'', zei haar moeder boos.

Slide 15 - Quizvraag

In de volgende zin is de interpunctie correct:
Ik dacht: 'Komt er nog een eind aan?'
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

In welke zin is de interpunctie correct?
A
Studenten die weinig colleges volgen, kunnen daar spijt van krijgen.
B
Studenten, die weinig colleges volgen, kunnen daar spijt van krijgen.

Slide 17 - Quizvraag

Hoofdletters

Slide 18 - Tekstslide

met hoofdletter
zonder hoofdletter
herfst
amsterdam
zondag
vvd
februari
volkskrant
noordoost
kerstavond
zzp'er
koning

Slide 19 - Sleepvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 20 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 21 - Quizvraag

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 22 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
Gucci
B
gucci

Slide 23 - Quizvraag

Een hoofdletter of niet?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.

Slide 24 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 25 - Quizvraag

Apostrof, trema, weglatingsteken, koppelteken enzovoort

Slide 26 - Tekstslide

Wat is een koppelteken?

Slide 27 - Open vraag

Koppelteken?
A
€-teken
B
€ teken

Slide 28 - Quizvraag

Koppelteken?
A
80 jarige
B
80-jarige

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een trema?

Slide 30 - Woordweb

Trema of geen trema?
A
geijzeld
B
geïjzeld

Slide 31 - Quizvraag

trema's
A
geinstalleerd
B
geïnstalleerd

Slide 32 - Quizvraag

Apostrof

Slide 33 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een apostrof?
A
Als één of meer letters zijn weggelaten
B
bij bezitsaanduidingen
C
na cijfers en afkortingen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 34 - Quizvraag

Apostrof of niet?
A
cdtje
B
cd'tje

Slide 35 - Quizvraag

Waar schrijf je een apostrof?
A
Tims vader
B
Lisas vader

Slide 36 - Quizvraag

Apostrof?
A
lelie'tje
B
lelietje

Slide 37 - Quizvraag

Waar komt de apostrof?
A
s' woensdags
B
's woensdags
C
M&Ms'
D
A'4tje

Slide 38 - Quizvraag

Engelse werkwoorden vervoegen

Slide 39 - Tekstslide

Engelse werkwoorden schrijf je net als:
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden

Slide 40 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Wat is de juiste spelling?
Op Tinder heb ik al heel wat ...
A
geswipt
B
geswipet
C
geswiped

Slide 41 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 42 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 43 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 44 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd

Slide 45 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet

Slide 46 - Quizvraag