havo 2 - betoog

Maandag 14 maart
Lezen
Uitleg betogende tekst
Samen maken: vragen over het betoog
Maak opdracht 1 en 2 van par. 3.3 in Talent online

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Maandag 14 maart
Lezen
Uitleg betogende tekst
Samen maken: vragen over het betoog
Maak opdracht 1 en 2 van par. 3.3 in Talent online

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Je herhaalt...
 wat een betogende tekst is.
Je leert...
• argumenten herkennen;
• de leesstrategie kritisch lezen

Slide 3 - Tekstslide

Betoog
In een betoog geef je jouw mening.

Dit standpunt noteer je al in de inleiding van je betoog.



Slide 4 - Tekstslide

Wat is een betoog?
Een betoog is een tekst waarin een bepaald standpunt wordt 
verdedigd met behulp van argumenten

Zo ben je als schrijver van het betoog in discussie met
 je lezer. Je gaat ervan uit dat de lezer het misschien 
niet eens is met je standpunt en dat je hem met je 
betoog moet overtuigen van jouw standpunt.

Slide 5 - Tekstslide

Een standpunt/stelling innemen
De avondklok moet afgeschaft worden.
Vluchtelingen hebben recht op bad, bed, brood
Schooluniformen moeten verplicht worden
Het eerste uur moet om 10.00 uur beginnen

Slide 6 - Tekstslide

 argumenten
De schrijver wil bewijzen dat hij gelijk heeft, dat zijn mening juist is.
Dit doet hij met een argument.
argument = de reden waarom je iets vindt. Hoe sterker je argument, hoe eerder iemand het met je eens is.

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 8 - Tekstslide

Niet-feitelijke argumenten

Over een niet-feitelijk argument (mening) kan je niet mee eens zijn en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Iedereen moet naar de bioscoop 'Het Luxor', want deze bioscoop is heel fijn.

Met het argument ‘want die bioscoop is heel fijn’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 9 - Tekstslide

Is dit een feit of een mening?
"Iedereen moet De Tovenaar van Oz gelezen hebben"
A
mening
B
feit

Slide 10 - Quizvraag

Is dit een feit of een mening?
"Andermans eigendommen slopen is een kwalijke zaak"
A
mening
B
feit

Slide 11 - Quizvraag

Is dit een feit of een mening?
"Online les volgen is vermoeiender dan les in de klas"
A
mening
B
feit

Slide 12 - Quizvraag

Is dit een feit of een mening?
"Volgens de regels mag je niet na 21:00 ongeoorloofd op straat zijn"
A
mening
B
feit

Slide 13 - Quizvraag

opbouw betoog
  • inleiding: de schrijver geeft zijn mening over onderwerp
  • kern: de schrijver geeft argumenten voor zijn mening
  • slot: conclusie of samenvatting


Slide 14 - Tekstslide

Bedenk een argument bij deze mening:
De winter is de leukste tijd van het jaar,

Slide 15 - Open vraag

Bedenk een goed argument:

Ondanks het hoge aantal besmettingen, moeten alle maatregelen afgeschaft worden, omdat...

Slide 16 - Open vraag

Maandag 15 februari
Bespreken hoofdstuktoets
Herhalen theorie vorige les
We bespreken enkele vragen van opdracht 1 en 2
M. opdracht 3, 4 en 5 online


Slide 17 - Tekstslide

Dinsdag 16 februari
Iedereen opdracht 1 t/m 5 online gemaakt?
We bespreken enkele opdrachten
Samen maken: opdracht 6
Uitleg kritisch lezen
M. opdracht 10

Slide 18 - Tekstslide

Dinsdag 16 februari
Opdracht 5 bespreken: mening en argumenten bepalen
Uitleg kritisch lezen
M. opdracht 10

Slide 19 - Tekstslide

Formuleer de hoofdgedachte van tekst 1 (blz. 172) in één zin.

Slide 20 - Open vraag

Kritisch lezen

Slide 21 - Tekstslide

Kritisch lezen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
3. Een artikel over laptops in Computer Totaal.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 25 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
1. Een verhaal over Femke Halsema (burgemeester van Amsterdam) in de Privé.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 26 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
5. Nieuwsberichten op www.nu.nl.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 27 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
2. Een artikel over het verdwijnen van oerwouden in de Amazone (Zuid Amerika) in National Geographic.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 28 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
4. Reclame voor deodorant op de website van Axe of Dove.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 29 - Quizvraag

Kritisch lezen
Als je kritisch leest, stel je jezelf de vraag: 'Is de schrijver deskundig? Is de informatie betrouwbaar? Is de informatie waar"?

In een betoog zijn het vooral de argumenten die je kritisch leest.

Slide 30 - Tekstslide

Kritisch lezen
Stel jezelf de volgende vragen bij het lezen van argumenten in een betoog:

1. Bij een feit als argument: is dit waar? Is het werkelijk zo gebeurd? Is dit onderzocht?

2. Bij een mening als argument: vind ik dit overtuigend? Vind ik dit zelf ook? Klopt dit met wat ik heb meegmaakt? Hoe waarschijnlijk is dit? 

Slide 31 - Tekstslide

Donderdag 18 februari
Terugblik kritisch lezen
Uitleg tekstverband oorzaak/gevolg
m. opdracht 12 t/m 14, gebruik de tekst op blz. 176-177

Slide 32 - Tekstslide

Wat zijn ook alweer tekstverbanden en signaalwoorden?

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Video

Tekstverband: oorzaak/gevolg
tekstverband
Signaalwoord
Voorbeeld
Oorzaak/gevolg
Doordat, daardoor, waardoor, met als gevolg, zodat
Het was vanmorgen spiegelglad, daardoor waren we te laat op school

Slide 35 - Tekstslide

Samen
Verbind zinnen met het juiste signaalwoord zodat er een duidelijk oorzaak-gevolg verband is. 
Gebruik steeds een ander signaalwoord.

Slide 36 - Tekstslide

Het was erg druk en benauwd in de concertzaal waar Justin Bieber optrad.
Fiona viel flauw tijdens het concert.

Slide 37 - Open vraag

Fiona was flauwgevallen.
Ze miste haar favoriete nummer.

Slide 38 - Open vraag

De batterij van Fiona's telefoon was leeg.
Ze kon geen foto's maken.

Slide 39 - Open vraag