Orthopedagogiek les 7 automutilatie en hechting

Lesplanning

  • Doelen van vandaag 
  • Zelfbeschadiging 
  • Hechtingsstoornis 
  • Toevoegen digitale leeromgeving en afronden
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

  • Doelen van vandaag 
  • Zelfbeschadiging 
  • Hechtingsstoornis 
  • Toevoegen digitale leeromgeving en afronden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Wat is zelfbeschadiging
  • Wat zijn redenen en gevolgen

  • Wat is hechting
  • Verschil tussen hechtingstoornis en problematiek. 
  • Wat zijn risico- en  beschermingsfactoren van hechting 



Slide 2 - Tekstslide

Zelfbeschadiging

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor zelfverwonding of zelfbeschadiging?
A
agressie
B
automutilatie
C
rumineren
D
stereotyp gedrag

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Automutilatie
  • Het zichzelf beschadigen en pijn doen, soms met behulp van hulpmiddelen. Niet met suïcide als doel.

  • Het is een vorm van dwangmatig, zelf verwondend gedrag'

  • Bij meer dan de helft van de mensen met een ernstige verstandelijke beperking komt automutilatie voor.

  • Hoe ernstiger de verstandelijke beperking,
    hoe groter de kans.

  • Samenhang van automutilatie en niveau van communicatie, problematiek, taalontwikkeling en zelfredzaamheid  

Slide 6 - Tekstslide

Waarom passen mensen automutilatie toe?

Slide 7 - Open vraag

Waarom automutilatie?
- Zichzelf straffen
- Kwijtraken van spanning
- Omzetten van geestelijke pijn naar lichamelijke pijn
- Gebruik van pijn om onaangename zaken te vergeten
- Gevoel van controle/macht geven (zelf bepalen wanneer je pijn voelt)
- Lege gevoel opvullen door pijnprikkel
- Erger voorkomen, zelfbescherming
- Uiting van agressie, rustig worden
- Schreeuw om hulp
- Vervelende situatie uit de weg gaan
- Vanuit tic/dwangstoornis

Slide 8 - Tekstslide

Noem 1 voorbeeld van een vorm van automutilatie.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Een belangrijke oorzaak of reden van automutileren is een gebrek aan
probleem oplossend vermogen.

Slide 11 - Tekstslide

Oorzaken
  • Het blijkt vaak voort te komen uit een gevoel van onveiligheid. Een uiting van onduidelijkheid of onbegrip. 
  • Agressie, frustratie, pijn
  • Soms is de oorsprong moeilijk te achterhalen. Het wordt dwangmatig gedrag. Moeilijk af te leren.
  • Verstoring in de prikkelverwerking
  • Ingrijpende levensgebeurtenissen

Slide 12 - Tekstslide

Geef 1 voorbeeld waar je op moet letten in de begeleiding bij deze doelgroep?

Slide 13 - Open vraag

Persoonlijk begeleider; hoe ga je ermee om?

  • Erkennen, herkennen en bespreken problematiek​
  • Vertrouwensband opbouwen (er naar vragen)
  • Dagboek bijhouden: trend wanneer het plaatsvindt​
  • Ontdekken welke stressmomenten bepalend zijn​
  • Aanbieden van dagbesteding
  • Stichting Zelfbeschadiging -> 355 alternatieven​
  • O.a. omgaan met woede, ontspanningsoefeningen, hulp leren vragen, schrijven fysieke uitdagingen, bewustwording​

  • Niet staren naar de zelfbeschadiging! Bij verzorging: neutrale houding.






Slide 14 - Tekstslide

HECHTING

Slide 15 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij het woord hechting?

Slide 16 - Woordweb

Wat is hechting?
Hechting is de duurzame emotionele band tussen ouder en kind
die ontstaat in het eerste levensjaar​.


Kind voelt zich vertrouwd​
Maakt vaak contact met ouder/verzorger​
Laten zich snel door hen geruststellen​
Durft van alles te onderzoeken
- Goede hechting geeft vertrouwen in jezelf en je omgeving -














Slide 17 - Tekstslide

Twee pijlers
Veilige basis: Kind weet en voelt in onbekende situaties terug te kunnen gaan naar zijn ouder​. Dit geeft veiligheid.

Veilige haven​: ​Kind heeft contact met de ouder als hij/zij een onbekende ruimte aan het verkennen is (bv. via oogcontact, zwaaien o.i.d.). Dit heeft vertrouwen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Voorwaarden voor veilige hechting
  1. Sensitief reageren: ouder staat open voor signalen van het kind, begrijpt de signalen en reageert snel en agequaat. 
  2. Continuïteit: er is continuïteit in de aanwezigheid van de gehechtheidspersoon nodig. 
  3. Mentaliseren: ouder verplaatst zich in het perspectief van het kind en verwoordt dat ook. 

Slide 20 - Tekstslide

0

Slide 21 - Video

Wil dit experiment zeggen dat we altijd aandacht aan onze kinderen moeten geven?
A
Ja, we moeten altijd beschikbaar zijn.
B
Nee. Maar alleen fysiek aanwezig zijn is niet voldoende.
C
Nee. Kinderen moeten zelf leren met stress om te gaan.

Slide 22 - Quizvraag

Het experiment is 2 minuten geen beschikbaarheid. Wat is een gevolg als dit veel langer duurt (in het echt)?

Slide 23 - Open vraag

De verbinding met een kind is even belangrijk als eten, drinken, hygiëne! Zelfs als je dit wel zou geven - maar geen aandacht - dan ontstaan er ernstige problemen in de ontwikkeling. Interactie is echt nodig voor groei en ontwikkeling.

Slide 24 - Tekstslide

Risicofactoren tijdens het hechtingsproces

Slide 25 - Tekstslide

Beschermende factoren tijdens het hechtingsproces

Slide 26 - Tekstslide

Onveilige hechting

3 soorten (in plaats van vertrouwen en veiligheid: wantrouwen. angst, onzekerheid)

Vermijdend gehechte kinderen​
‘te enthousiast’ op onderzoek uit, geen contact ouder, denken het zelf te moeten oppakken​.

Ambivalent of afwerend gehechte kinderen​
Onderzoeken hun omgeving te weinig, accepteren geen troost​. Het contact is tegenstrijdig.

Gedesoriënteerde gehechtheid​
Kind lijkt doelloos te handelen. Chaotisch / bizar gedrag. De opvoeder is een bron van angst. 







Slide 27 - Tekstslide

Hechtingsproblematiek vs. hechtingsstoornis
  • Kind/jongere die niet goed gehecht is heeft niet meteen een hechtingsstoornis. 
  • 25 - 30 % van de Nederlandse bevolking is niet volledig veilig gehecht, 1 % van de Nederlandse bevolking heeft een hechtingsstoornis. 

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
Vragen over automutilatie
boek: GGZ 1
thema 8, H23 (8.23)
4a, 4b, 5, 6a, 6b, 6c

Vragen over hechting
boek: methodiek HERZIEN
thema 2, H3 (2.3)
5a, 5b,  5c, 6


Slide 29 - Tekstslide