fase en fase overgangen van water moleculen

Leerdoelen
  • Ik weet dat water in drie fasen kan voorkomen.
  • Ik weet dat de water moleculen in elke fase anders bewegen
  • Ik kan de zes faseovergangen herkennen.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Ik weet dat water in drie fasen kan voorkomen.
  • Ik weet dat de water moleculen in elke fase anders bewegen
  • Ik kan de zes faseovergangen herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Fasen van water
  • Vast: IJs, sneeuw, hagel
  • Vloeibaar: water, regen, mist
  • gasvormig: waterdamp (onzichtbaar!!)

Slide 3 - Tekstslide

Fase-overgangen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

ALLE moleculen van elke stof bewegen altijd een heel klein beetje
  • Maak je een stof kouder dan gaan de moleculen minder bewegen en wordt de ruimte tussen de moleculen kleiner.
  • Totdat de moleculen op een vaste plek zitten en dan heb je een vaste stof 
  • Maak je de stof weer warmer dan wordt de ruimte tussen de moleculen groter en wordt de stof vloeibaar
  • Verwarm je nog meer dan gaan ze steeds meer bewegen en worden de ruimtes groter en wordt de stof gasvormig

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Huiswerk voor maandag 1 april
leren: namen van fase overgangen
maken: opdr. 1, 2, 4, 6, 7, 8, 11, 13

Slide 8 - Tekstslide


Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken

Slide 9 - Quizvraag

hoe heet deze faseovergang?
vast --> vloeibaar
A
rijpen
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 10 - Quizvraag

De was droogt ook als het vriest.
Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
vervluchtigen

Slide 11 - Quizvraag

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren

Slide 12 - Quizvraag

van vloeibaar naar gasvormig heet?
A
condenseren
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 13 - Quizvraag

In welke fase zit water als het mist?
A
vast
B
C
vloeibaar

Slide 14 - Quizvraag

Stofeigenschappen
Om een stof te herkennen kijk je welke eigenschappen die stof heeft.

Er bestaan geen verschillende stoffen die precies dezelfde eigenschappen hebben.

Als er maar 1 stofeigenschap anders is, gaat het om een andere stof!

Slide 15 - Tekstslide

Welke stofeigenschappen zijn er?
Voorbeelden van stofeigenschappen:
  • kleur
  • geur
  • smaak 
  • fase bij kamertemperatuur 
       (vast, vloeibaar of gasvormig)
  • brandbaarheid
  • smeltpunt en kookpunt
  • geleiding
  • dichtheid
  • wel of niet magnetisch

Slide 16 - Tekstslide

Nog een stofeigenschap: oplosbaarheid
Sommige stoffen lossen wel op in een vloeistof, andere niet.

Het ligt zowel aan de op te lossen stof als de vloeistof waarin opgelost wordt of er een oplossing ontstaat.

Het oplosmiddel is de vloeistof waarin een stof kan oplossen.
Hoeveel stof er kan oplossen hangt af van het oplosmiddel, de op te lossen stof en de temperatuur.




Slide 17 - Tekstslide

Vorm is geen stofeigenschap!
Stoffen kunnen in meerdere vormen voorkomen.

Voorbeeld: water
water in vaste vorm: ijsklontje
water in vloeibare vorm: in een glas
water in gasvorm: waterdamp

Maar het blijft water!

Slide 18 - Tekstslide

vaste stof
Heeft een eigen volume.
Heeft een eigen vorm.

De deeltjes liggen steeds op dezelfde plaats,
bewegen een heel klein beetje.
Ze trekken elkaar sterk aan.

Er is weinig ruimte tussen de deeltjes.

Slide 19 - Tekstslide

vloeistof
Heeft een eigen volume.
Heeft geen eigen vorm.

De deeltjes bewegen door elkaar heen, trekken elkaar een beetje aan.

Er is een beetje ruimte tussen de deeltjes.

Slide 20 - Tekstslide

gas
Heeft geen eigen volume.
Heeft geen eigen vorm.

De deeltjes bewegen op hoge snelheid door elkaar. Ze trekken elkaar niet aan.
Er is heel veel ruimte tussen de deeltjes

Slide 21 - Tekstslide

Moleculen als bouwstenen
Waar bestaan stoffen uit?
Alle stoffen bestaan uit moleculen.

Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof dat nog alle eigenschappen van die stof heeft.

Als je een molecuul nog verder gaat bekijken bestaat het uit atomen.

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld molecuul en atomen
Water (                 ) bestaat uit watermoleculen.

Watermoleculen bestaan uit twee soorten atomen, waterstof (H) en zuurstof (O).

Een watermolecuul bestaat uit 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom
H2O

Slide 23 - Tekstslide

Dit weten jullie vast wel

Slide 24 - Tekstslide

Diffusie
Stoffen verplaatsen zich altijd van de plek met de hoogste concentratie naar een plek met de laagste concentratie

Slide 25 - Tekstslide

Cohesie en adhesie
Cohesie 

is de aantrekking tussen moleculen van dezelfde soort

  •  bol oppervlakte 

  • bijvoorbeeld de aantrekking tussen watermoleculen, er vormt zich een druppel

    Slide 26 - Tekstslide

    adhesie
    Is de aantrekking tussen moleculen van verschillende soorten
    Er ontstaat een hol oppervlakte

    Slide 27 - Tekstslide

    Slide 28 - Tekstslide