Beroepsvaardigheden 'het gesprek met de klant'

Beroepsvaardigheden
Blok 3 les 3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsvaardighedenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beroepsvaardigheden
Blok 3 les 3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 

1. Welke vaardigheden je nodig hebt bij het voeren van een gesprek met een klant
2. Hoe je omgaat met moeilijke klanten en/of klachten

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning 
5 minuten - opstart les
5 minuten - enquête afnemen
50 minuten - gesprek met de klant en omgaan met klachten

 

Slide 3 - Tekstslide

Enquete
Deel je mening! 
Voor enquête zie Teams kanaal

Slide 4 - Tekstslide

In gesprek met de klant

'' praten kunnen we allemaal, maar een klant gericht gesprek vergt bepaalde vaardigheden'' 




Slide 5 - Tekstslide

Welke vaardigheden denk jij dat hiermee bedoeld worden?

Slide 6 - Open vraag

Vaardigheden
  • Aandacht
  •  Luisteren
  • Observeren
  • Vragen stellen
  • Doorvragen
  • Samenvatten en controleren

Slide 7 - Tekstslide

Aandacht
De eerste voorwaarde voor een goed gesprek is aandacht 
_________________________________________________________________
Aandacht blijkt niet alleen wat je zegt maar let hierbij ook op je lichaamshouding
__________________________________________________________________
Bijvoorbeeld: als je denkt 'wat een gezeur' is dit van je gezicht af te lezen

Slide 8 - Tekstslide

Luisteren
Luisteren kan op verschillende manieren: half/ terwijl je bezig bent/ terwijl je aan andere dingen denkt
__________________________________________________________________
Tijdens een gesprek met de klant luister je actief: geconcentreerd en probeer jezelf in de klant te verplaatsen
__________________________________________________________________
Denk met de klant mee, zo neem je jouw klant serieus

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht: actief luisteren

Ga in een kring zitten. Een persoon in de groep fluistert een zin tegen de persoon naast hem of haar en zo verder. De laatste persoon van de kring vertelt hardop welke zin hij of zij gehoord heeft.

Slide 10 - Tekstslide

Vragen stellen
  • Open vragen: wie, wat waar, waarom, wanneer, welke, hoe, in hoeverre
  • Gesloten vragen zijn met ja/nee te beantwoorden
__________________________________________________________________
Opdracht: schrijf 5 open vragen op voor iemand die je nog niet goed kent. Zoek een klasgenoot waar je nog niet veel mee hebt samengewerkt en 'interview' elkaar. Je krijgt 5 minuten tijd.

Slide 11 - Tekstslide

Doorvragen 
Doorvragen doe je wanneer iets niet duidelijk is.
Onduidelijke taal kan je herkennen aan:
  • Soms, wel eens, altijd. Bijvoorbeeld: ik ben soms ontevreden over dit product
  •  Nooit, iedereen, altijd, niemand. Bijvoorbeeld iedereen zegt dat mijn behandeling te duur is
  • Een beetje, iets, misschien, ongeveer. Bijvoorbeeld: misschien kan je het volgende keer een beetje anders doen

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer vat je een gesprek samen (samenvatting)

Slide 13 - Open vraag

Samenvatten
''Als ik u goed begrijp dan...''

Samenvatten is best lastig en kan alleen als je goed geluisterd hebt. 
__________________________________________________________________
Ga hiermee oefenen: vat het gesprek van het interview die je net hebt afgenomen in een aantal zinnen samen.


Slide 14 - Tekstslide

Omgaan met gevoelens van je klant

Tijdens je werk zullen klanten hun gevoelens met jou delen. 
  • Probeer aandachtig te luisteren naar gevoelens
  • Deel niet direct jou eigen ervaring
  • Geef geen hard oordeel
  • Probeer zo neutraal mogelijk te reageren

Slide 15 - Tekstslide

Afhandelen van klachten
  • Neem de boosheid van een ander serieus
  • Bewaar je gevoel van eigenwaarde
  • Uit je eigen gevoel
  • Vraag eventueel om verduidelijking en wat zij van jou verwacht
  • Geef je mening
  • Vraag de ander om een reactie
  • Probeer rustig te blijven  

Slide 16 - Tekstslide

Omgaan met moeilijke klanten
Snauwt een klant jou af? Dan mag je er best wat van zeggen! Als je maar beleefd blijft
  • Denk eerst na over wat je wilt zeggen (hoe blijf ik mezelf en zorg ik toch dat de klant tevreden naar huis gaat?)
  • Voorkom een emotionele reactie
  • Overleg met je collega's of stagebegeleider hoe zij hiermee omgaan

Slide 17 - Tekstslide