M7 H5.3 Belastingen

M7 H5.3 Belastingen
Leerdoelen:
Ik kan de belangrijkste kenmerken van een belastingstelsel uitleggen en onderscheid maken tussen een progressief, proportioneel en degressief belastingstelsel.
Ik kan het Nederlandse belastingstelsel beschrijven en voor een gegeven situatie de verschuldigde belasting berekenen.

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

M7 H5.3 Belastingen
Leerdoelen:
Ik kan de belangrijkste kenmerken van een belastingstelsel uitleggen en onderscheid maken tussen een progressief, proportioneel en degressief belastingstelsel.
Ik kan het Nederlandse belastingstelsel beschrijven en voor een gegeven situatie de verschuldigde belasting berekenen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Loonheffing
  • Belastbaar inkomen
  • Belastingschijven
BOX 1
- inkomen uit arbeid en woning

Slide 6 - Tekstslide

Mevrouw Smit is een alleenstaande vrouw van 39 jaar en heeft geen kinderen. Ze werkt als advocate in Rotterdam. Haar bruto jaarsalaris bedraagt in 2020      € 120.000.  
Ze heeft een eigen woning waardoor ze een ‘eigen woning forfait’ van € 840 heeft. Ze heeft in totaal voor € 22.000 aftrekposten, zoals reiskosten van haar ov-jaarkaart en hypotheekrente. Daarnaast heeft ze €6.000 heffingskorting.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het belastbaar inkomen?
A
€97.160,-
B
€98.840,-
C
€141.160,-
D
€142.840,-

Slide 8 - Quizvraag

Belastbaar inkomen
Bruto inkomen
€120.000
Bijtellingen
€840
Aftrekposten
€22.000
€120.000+€840-€22.000=€98.840

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel moet ze in 2020 aan belasting betalen?
A
€36.916,74
B
€45.240,34
C
€48.925,80
D
€40.602,20

Slide 11 - Quizvraag

€98.840
€68.507
€30.333
×0,3735
×0,4950
€40.602,20
= heffingsbedrag
- €6.000 (heffingskorting) =   €34.602       = loonheffing

Slide 12 - Tekstslide

Gemiddelde heffingsdruk


Dus 34.602/120.000 x 100 = 28,8 procent
BRUTOLOONLOONHEFFING100procent

Slide 13 - Tekstslide

Inkomen uit aanmerkelijk belang
  • 5% van aandelen beschikken
  • 25% belastingtarief
BOX 2

Slide 14 - Tekstslide

Inkomen uit sparen en beleggen
  • Fictief rendement
  • 30% over fictief rendement
BOX 3

Slide 15 - Tekstslide

over het belastbare vermogen van 1 januari wordt een fictief rendement berekend: 
0-75.000 = 2,87% 
75.001-975.000 = 4,6% 
vanaf 975.001 = 5,39% 

over dit fictieve rendement wordt 30% belasting berekend. 
Er geldt een vrijgesteld vermogen van € 25.000 per persoon.
Op de bank heeft zij voor een fors bedrag aan waardepapieren (obligaties, aandelen, termijndeposito’s) staan. Op 1 januari bedroeg de waarde van de portefeuille € 120.000

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel moet er aan belasting betaald worden in box 3?
A
€3072,-
B
€4222,-
C
€921,-
D
€0,-

Slide 17 - Quizvraag

Vermogen 1 jan. 
120.000 
  
  
Vrijgestelde vermogen   
–    25.000 
Belastbare vermogen 95.000 
Schijf 1
–    75.000  × 0,0287 = 2.152 
Schijf 2 
–   20.000  × 0,046 = 920 
rendement  
2.152 + 920 = € 3.072 
 belasting 30%  
3.072 x 0,3 = € 921

Ze moet € 921 euro belasting betalen over haar vermogen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

BOX 1

Slide 20 - Tekstslide