M7 H5.3 belastingen

Belasting/heffingen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Belasting/heffingen

Slide 1 - Tekstslide

Loonheffing
  • Belastbaar inkomen
  • Belastingschijven
BOX 1
- inkomen uit arbeid en woning

Slide 2 - Tekstslide

Mevrouw Smit is een alleenstaande vrouw van 39 jaar en heeft geen kinderen. Ze werkt als advocate in Rotterdam. Haar bruto jaarsalaris bedraagt in 2020      € 120.000.  
Ze heeft een eigen woning waardoor ze een ‘eigen woning forfait’ van € 840 heeft. Ze heeft in totaal voor € 22.000 aftrekposten, zoals reiskosten van haar ov-jaarkaart en hypotheekrente. Daarnaast heeft ze €6.000 heffingskorting.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het belastbaar inkomen?
A
€97.160,-
B
€98.840,-
C
€141.160,-
D
€142.840,-

Slide 4 - Quizvraag

Belastbaar inkomen
Bruto inkomen
€120.000
Bijtellingen
€840
Aftrekposten
€22.000
€120.000+€840-€22.000=€98.840

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel moet ze in 2020 aan belasting betalen?
A
€36.916,74
B
€45.240,34
C
€48.925,80
D
€40.602,20

Slide 7 - Quizvraag

€98.840
€68.507
€30.333
×0,3735
×0,4950
€40.602,20
= heffingsbedrag
- €6.000 (heffingskorting) =   €34.602       = loonheffing

Slide 8 - Tekstslide

Gemiddelde heffingsdruk


Dus 34.602/120.000 x 100 = 28,8 procent
BRUTOLOONLOONHEFFING100procent

Slide 9 - Tekstslide

Inkomen uit aanmerkelijk belang
  • 5% van aandelen beschikken
  • 25% belastingtarief
BOX 2

Slide 10 - Tekstslide

Inkomen uit sparen en beleggen
  • Fictief rendement
  • 30% over fictief rendement
BOX 3

Slide 11 - Tekstslide

over het belastbare vermogen van 1 januari wordt een fictief rendement berekend: 
0-75.000 = 2,87% 
75.001-975.000 = 4,6% 
vanaf 975.001 = 5,39% 

over dit fictieve rendement wordt 30% belasting berekend. 
Er geldt een vrijgesteld vermogen van € 25.000 per persoon.
Op de bank heeft zij voor een fors bedrag aan waardepapieren (obligaties, aandelen, termijndeposito’s) staan. Op 1 januari bedroeg de waarde van de portefeuille € 120.000

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel moet er aan belasting betaald worden in box 3?
A
€3072,-
B
€4222,-
C
€921,-
D
€0,-

Slide 13 - Quizvraag

Vermogen 1 jan. 
120.000 
  
  
Vrijgestelde vermogen   
–    25.000 
Belastbare vermogen 95.000 
Schijf 1
–    75.000  × 0,0287 = 2.152 
Schijf 2 
–   20.000  × 0,046 = 920 
rendement  
2.152 + 920 = € 3.072 
 belasting 30%  
3.072 x 0,3 = € 921

Ze moet € 921 euro belasting betalen over haar vermogen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De theorie van Keynes

Slide 16 - Tekstslide

wat houdt het in?

Slide 17 - Woordweb

  • Klassieke theorie
  • Consumptieve bestedingen uitstellen
  • Macro-economie
  • Conjunctuur

Slide 18 - Tekstslide

wat gebeurt er bij een laag conjunctuur?
consumenten en bedrijven:
A
investeren meer
B
stellen aankopen uit
C
investeringen blijven gelijk
D
gaan failliet

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Hoe kan de overheid de bestedingen beïnvloeden?

Slide 21 - Open vraag

Rol van de overheid
  • Expansief beleid
  • Afremmend beleid
  • Procyclisch beleid

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Tijd om op te staan
Op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt een aantal gegevens over de Nederlandse economie bij elkaar gebracht in de Conjunctuurklok. Een puntenwolk van indicatoren laat zien in welke fase van de conjunctuur Nederland zich bevindt.
In de onderstaande figuur staat een bewerkte weergave van de stand van de Conjunctuurklok in december 2005. Deze klok moet gelezen worden in de richting van de pijlen (tegen de klok in).
Aan de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) is te zien dat er sprake is van economisch herstel. Hierop volgt een herstel van de groei van het arbeidsvolume: het aantal banen van werknemers uitgedrukt in arbeidsjaren.

Op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt een aantal gegevens over de Nederlandse economie bij elkaar gebracht in de Conjunctuurklok. Een puntenwolk van indicatoren laat zien in welke fase van de conjunctuur Nederland zich bevindt.
In de onderstaande figuur staat een bewerkte weergave van de stand van de Conjunctuurklok in december 2005. Deze klok moet gelezen worden in de richting van de pijlen (tegen de klok in).
Aan de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) is te zien dat er sprake is van economisch herstel. Hierop volgt een herstel van de groei van het arbeidsvolume: het aantal banen van werknemers uitgedrukt in arbeidsjaren.

Slide 24 - Tekstslide

http://havovwo.nl/vwo/vec/bestanden/vec10iex.pdf
Eindexamen vwo 2010 tijdvak I, opgave 6

Slide 25 - Tekstslide

In een commentaar bij deze gegevens van de Conjunctuurklok schrijft een journalist onderstaande beweringen:
1 “De snellere groei van de indicator uitzenduren in vergelijking met de groei
van de indicator arbeidsvolume past bij fase I.”
2 “In november en december van 2005 is sprake van economisch herstel en
een beginnende opgang van de conjunctuur. Ik verwacht dat deze ontwikkeling zich in 2006 zal voortzetten en dat de arbeidsmarkt dan zal verkrappen.”
1. Leg bewering 1 uit.
2. Leg met behulp van de indicator bbp uit dat er in december 2005 sprake is van economisch herstel.

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden 1. en 2.
1. Een antwoord waaruit blijkt dat bedrijven in het begin van een economisch herstel nog niet zeker zijn van de mate en de lengte van dit herstel en dus eerst aan de groeiende arbeidsvraag als gevolg van toenemende productie zullen voldoen met uitzendkrachten en in mindere mate / nog niet met een uitbreiding van het aantal vaste werknemers. 
2.

Een antwoord waaruit blijkt dat in december 2005 de groei van het bbp nog onder de trend ligt, maar wel is toegenomen ten opzichte van de voorafgaande maand.

Slide 27 - Tekstslide

3. Beschrijf hoe de door de journalist verwachte verkrapping van de arbeidsmarkt tot stand komt:
− via de indicator uitvoer en,
− via de indicator orders.


De groei van het bbp wordt gemeten tussen dezelfde maanden van twee opeenvolgende jaren. Zo is de groei van het bbp in december 2005 dus gemeten tussen december 2004 en december 2005.
Verder is gegeven dat de trendmatige groei van het bbp 1,8% bedraagt.
4. Bereken de procentuele groei van het bbp in november 2005.

Slide 28 - Tekstslide

Antwoorden 3. en 4.
3. De (boven de trend liggende) toename van de uitvoer leidt tot een
herstel van de groei van het bbp, waardoor (het arbeidsvolume en
daarmee) de arbeidsvraag toeneemt, en de (boven de trend liggende) toename van de orders leidt tot een toename van de investeringen en het bbp, waardoor (het arbeidsvolume en daarmee) de arbeidsvraag toeneemt 
4. groei december 2005: 1,8 − 0,5 = 1,3
groei december − groei november = 0,25
dus groei november is 1,3 − 0,25 = 1,05

Slide 29 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 30 - Tekstslide