Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Les 3 (zn, lw, ww, vz, bn)
Grammatica woordsoorten
ZN, LW, BN, VZ en WW
1 / 14
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
14 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica woordsoorten
ZN, LW, BN, VZ en WW
Slide 1 - Tekstslide
'De mooie koning'
Welk woord is een zelfstandig naamwoord?
A
De
B
mooie
C
koning
Slide 2 - Quizvraag
Welke drie lidwoorden kennen we in de Nederlandse taal?
Slide 3 - Open vraag
'Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.'
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Eigenschappen zn
Slide 5 - Woordweb
Planning
Openen (10)
ZN, LW, BN, VZ, WW (10)
Aan de slag! (20)
Afsluiten (10)
Ik ken de eigenschappen van de woordsoorten: zn, lw, bn, vz, ww en kan ze herkennen in een zinl
Slide 6 - Tekstslide
Grammatica
Zinsdelen
Woordsoorten
Slide 7 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord
Mensen, dieren, dingen/voorwerpen
(Neïm, hond, tafel)
Maar ook!
Dagen, seizoenen, situaties, gevoelens
(dinsdag, zomer, opening, blijdschap)
Je kan er een lidwoord voor zetten.
Je kan er meervoud/enkelvoud van maken.
Je kan er een verkleinwoord van maken.
Slide 8 - Tekstslide
Lidwoord
De, het, een: staat voor het zelfstandig naamwoord
De, het: bepaald lidwoord
De bal, de beker, de sneeuw, de opening
Het paard, het glas, het gevaar
Een: onbepaald lidwoord
Een bal, een beker, een opening, een paard, een glas, een gevaar
Slide 9 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord (eigenschap of toestand).
De rode fiets
De fiets is rood
Een groot gevaar
Het gevaar is groot
Slide 10 - Tekstslide
Voorzetsel
Een voorzetsel staat voor een ander element in de zin, zoals voor het lidwoord en zelfstandig naamwoord.
Het geeft vaak plaats, richting, reden of tijd aan.
Ik sta bij de kast.
Wie gaat er met mij mee?
Vanwege de regen blijven wij thuis.
Slide 11 - Tekstslide
Werkwoord
Omschrijft een handeling: rennen, vliegen, eten, gooien, denken, praten.
Sommige werkwoorden hebben een aparte vervoeging: zijn (ben, is, zijn, was, waren)
Sommige werkwoorden omschrijven geen handeling, maar zijn vaag: kunnen, willen, zullen.
Slide 12 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat? Maken opdracht 7, 8, 9 en 10
(lees ook de theorieblokjes!).
Hoe?
Grammaticaboekje en pen.
Tijd?
20 minuten.
Hulp?
Je mag samenwerken.
Klaar?
Lezen in leesboek.
Slide 13 - Tekstslide
Huiswerk
T/m opdracht 10 af in grammaticaboekje
Lezen in leesboek (als je dit nog niet uit hebt)
Slide 14 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
2TH Grammatica Woordsoorten herhaling
Juni 2021
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
2TH Grammatica Woordsoorten herhaling
September 2024
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
2F: Werkblad inleveren
Mei 2021
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatica 4.7
Maart 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
2TH Grammatica Woordsoorten herhaling
Juni 2023
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
Herhalen woordsoorten 17-3-21
Maart 2021
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
Woordsoorten extra 1
September 2024
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
Grammatica - Herhalen - Bijspijkeren 1.5 + 3.6 + 3.7
Januari 2023
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1