In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Argumentatiestructuren
Slide 1 - Tekstslide
4 basisstructuren
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
Onderschikkende argumentatie
Slide 2 - Tekstslide
Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.
HET WAS EEN LEUKE LES
⇑ signaalwoorden: want / omdat / aangezien / immers
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI
Slide 3 - Tekstslide
Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijkeargumenten staat ieder argument los van het andere Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.
Slide 4 - Tekstslide
Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.
Slide 5 - Tekstslide
Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument (ketenargumentatie).
Slide 6 - Tekstslide
combinatie
Je kunt natuurlijk ook een combinatie hebben van nevenschikkende argumentatie (meerdere argumenten), die ondersteund worden (met onderschikkende/ subargumenten).
Slide 7 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Dit is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie
Slide 9 - Quizvraag
De spelling moet worden vereenvoudigd. De meeste Nederlanders blijven fouten maken. Kijk maar naar de spelfouten in tijdschriften en kranten.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie
Slide 10 - Quizvraag
Het Panora is een goede school. Het heeft een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.