4.2 Kosten Havo & Vwo

4 Produceren
4.2 Kosten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4 Produceren
4.2 Kosten

Slide 1 - Tekstslide

4.2 Kosten
  • Ik kan uitleggen waarom produceren geld kost.
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen constante en variabele kosten.
  • Ik kan verschillende soorten bedrijfskosten benoemen.
  • Ik kan de afschrijvingskost berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

4.2 Kosten
Produceren kost geld
Om te produceren koopt een handelsonderneming goederen/ grondstoffen in:
  • Inkoopwaarde van de omzet is het bedrag waarvoor de goederen/ grondstoffen worden ingekocht.
  • Alle overige kosten zijn bedrijfskosten.
Productieondernemingen hebben alleen productiekosten.




Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Noem drie producten die bij de inkoopwaarde van de omzet horen in een winkel van H&M.

Slide 5 - Open vraag

Noem drie bedrijfskosten die een winkel van H&M heeft.

Slide 6 - Open vraag

4.2 Kosten
Constante of variabele kosten?
De kosten van een onderneming kunnen we verdelen onder:

  • Variabele kosten zijn afhankelijk van de verkoop (de afzet).
  • Constante kosten (vaste kosten) zijn niet afhankelijk van de verkoop. 

Slide 7 - Tekstslide

Welke bedrijfskosten zijn afhankelijk van de hoeveelheid hamburgers die je verkoopt?
(ze nemen toe als je meer hamburgers verkoopt)

Slide 8 - Open vraag

Welke bedrijfskosten staan los van de hoeveelheid hamburgers die je verkoopt?
(ze blijven hetzelfde, ongeacht de verkoop)

Slide 9 - Open vraag

4.2 Kosten
Oefenen
  • Maak oefening 13-18

timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

4.2 Kosten
  • Ik kan uitleggen waarom produceren geld kost.
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen constante en variabele kosten.
  • Ik kan verschillende soorten bedrijfskosten benoemen.
  • Ik kan de afschrijvingskost berekenen.

Slide 11 - Tekstslide

4.2 Kosten
Afschrijvingskosten
  • Dit zijn kosten doordat kapitaalgoederen ieder jaar minder waard worden.
  • Het bedrag dat een kapitaalgoed na verkoop nog oplevert is de restwaarde.

Slide 12 - Tekstslide

4.2 Kosten
Afschrijvingskosten

Afschrijvingskosten zijn de kosten doordat kapitaalgoederen ieder jaar minder waard worden.

Het bedrag dat een kapitaalgoed na verkoop nog oplevert is de restwaarde.

Slide 13 - Tekstslide

4.2 Kosten
Bedrijfskosten
  • Loonkosten: kosten voor salarissen personeel.
  • Huisvestingskosten: huur/hypotheek van het bedrijfspand, energie en water.
  • Verkoopkosten: de kosten die direct samenhangen met de verkoop.
  • Rentekosten: rente over een lening.
  • Afschrijvingskosten




Slide 14 - Tekstslide

4.2 Kosten
Oefenen
  • Maak oefening 13-18

timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

4.2 Kosten
  • Ik kan uitleggen waarom produceren geld kost.
  • Ik kan het verschil uitleggen tussen constante en variabele kosten.
  • Ik kan verschillende soorten bedrijfskosten benoemen.
  • Ik kan de afschrijvingskost berekenen.

Slide 16 - Tekstslide