4.2 Kosten

4.2 Kosten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4.2 Kosten

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
- Uitleg paragaaf 4.2
- Maken opgave
- Bespreken opgave
- Aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 4.2
- Uitleggen waarom produceren geld kost
- Verschil toelichten tussen constante en variabele kosten
- Soorten bedrijfskosten beschrijven
- Afschrijvingskosten berekenen

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00
Kies een bedrijf en schrijf in tweetallen zoveel mogelijk kosten op die je kunt bedenken.

Slide 4 - Woordweb

Bedrijfskosten
Loonkosten
Huisvestingskosten (huur of hypotheek)
Verkoopkosten (= marketingskosten)
Rentekosten
Afschrijvingskosten


Slide 5 - Tekstslide

Kosten

Slide 6 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de inkoopwaarde als de omzet stijgt?

Slide 7 - Open vraag

Vast of Variabele kosten
Variabele kosten afhankelijk van de afzet
Vaste kosten niet

Slide 8 - Tekstslide

Afschrijvingskosten 
Kosten die een onderneming maakt doordat duurzame goederen minder waard worden. 


Zoals: bedrijfspand, inventaris, machines, computers en bedrijfsauto's

Slide 9 - Tekstslide

Een machine is aangeschaft voor 200.000 euro. Na zes jaar levert de machine bij verkoop nog 20.000 euro op. Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten?

Slide 10 - Open vraag

Maken opgave 22 + 23 blz. 113
Klaar? Ga verder met 13 t/m 21
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden
23 a 2% = € 10.000 🡪 100% = € 10.000 ÷ 2 × 100 = € 500.000
  b (€ 500.000 – € 270.000) ÷ € 10.000 = 23 jaar oud
  c € 500.000 ÷ € 10.000 = 50 jaar
   Of: 100 ÷ 2 = 50 jaar
  d Nee, een winkelpand kan na 50 jaar nog steeds geld waard zijn, maar de afschrijvingskosten worden niet meer meegerekend bij de bedrijfskosten van het bedrijf.

Slide 14 - Tekstslide

Afmaken 4.2: 13 t/m 21

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video