Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
herhaling verbes réguliers
LE VERBE FRANCAIS
1 / 39
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
In deze les zitten
39 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
LE VERBE FRANCAIS
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling: les verbes réguliers
-er
-ir
-re
Slide 2 - Tekstslide
de tijden
présent (ik loop)
imparfait (ik liep)
passé composé (ik heb gelopen)
futur (ik zal lopen)
Slide 3 - Tekstslide
verbes réguliers -re
attendre (wachten op) répondre (antwoorden)
descendre (uitstappen) vendre (verkopen)
entendre (horen)
mordre (bijten)
perdre (verliezen)
défendre (verdedigen)
rendre (teruggeven)
Slide 4 - Tekstslide
présent:
verbes -re
je rend
s
(ik geef terug)
tu rend
s
il rend
nous rend
ons
vous rend
ez
ils rend
ent
Slide 5 - Tekstslide
imparfait:
verbes -re
nous rendons --> STAM -ons = rend
je rend
ais
(ik gaf terug)
tu rend
ais
il rend
ait
nous rend
ions
vous rend
iez
ils rend
aient
Slide 6 - Tekstslide
passé composé:
verbes -re
j'ai rend
u
(ik heb teruggegeven)
tu as rend
u
il a rend
u
nous avons rend
u
vous avez rend
u
ils ont rend
u
Slide 7 - Tekstslide
futur:
verbes -re
Hele werkwoord + uitgang (denk aan "avoir")! Hier wel de e aan het eind eraf halen.
je rendr
ai
(ik zal teruggeven)
tu rendr
as
il rendr
a
nous rendr
ons
vous rendr
ez
ils rendr
ent
Slide 8 - Tekstslide
Ils _____ des bonbons délicieux. (vendre, présent)
Slide 9 - Open vraag
Il _____ ton livre demain. (rendre, futur)
Slide 10 - Open vraag
Nous nous _____ bien.
(défendre, présent)
Slide 11 - Open vraag
Nous _____________ (rendre, imparfait) l' argent.
Slide 12 - Open vraag
Le chat ______ (mordre, passé composé) le chien!
Slide 13 - Open vraag
Ik zal wachten__________ (attendre)
Slide 14 - Open vraag
verbes réguliers -ir
agir (handelen) réfléchir (nadenken)
avertir (waarschuwen) réussir (slagen)
choisir (kiezen) remplir (invullen)
finir (eindigen)
fournir (leveren)
grandir (groeien)
guérir (genezen)
punir (straffen)
rougir (blozen)
Slide 15 - Tekstslide
présent:
verbes -ir
choisir (kiezen)
je chois
is
(ik kies)
tu chois
is
il, elle, on chois
it
nous choisiss
ons
vous choisiss
ez
ils, elles choisiss
ent
Slide 16 - Tekstslide
imparfait:
verbes -ir
nous choisissons --> STAM -ons = choisiss
je choisiss
ais
(ik koos)
tu choisiss
ais
il, elle, on choisiss
ait
nous choisiss
ions
vous choisiss
iez
ils,elles choisiss
aient
Slide 17 - Tekstslide
passé composé:
verbes -ir
j'ai chois
i
(ik heb gekozen)
tu as chois
i
il, elle, on a chois
i
nous avons chois
i
vous avez chois
i
ils, ils ont chois
i
Slide 18 - Tekstslide
futur:
verbes -ir
Hele werkwoord + uitgang (denk aan "avoir")!
je choisir
ai
(ik zal kiezen)
tu choisir
as
il choisir
a
nous choisir
ons
vous choisir
ez
ils choisir
ent
Slide 19 - Tekstslide
La mère _____ son fils.
(punir, présent)
Slide 20 - Open vraag
Les ouvriers ______ un immeuble.
(bâtir, imparfait)
Slide 21 - Open vraag
wij kiezen
A
nous choisons
B
nous choisirons
C
nous choisissons
D
nous choions
Slide 22 - Quizvraag
Nous _____ ensemble contre l' échauffement de la terre.
(agir, présent)
Slide 23 - Open vraag
Vous _____________ quelle filière ? (choisir, imparfait)
Slide 24 - Open vraag
Je ______ mes devoirs (finir, imparfait)
Slide 25 - Open vraag
Vous ______ (finir, passé composé) vos devoirs?
Slide 26 - Open vraag
zij zullen nadenken
Slide 27 - Open vraag
Si j'étais toi, je ____ ce livre. (choisir, futur)
Slide 28 - Open vraag
verbes réguliers -er
jouer (spelen). trouver (vinden)
monter (instappen)
montrer (laten zien)
organiser (organiseren)
oublier (vergeten)
parler (praten)
penser (denken)
quitter (verlaten)
regarder (kijken)
sonner (bellen)
travailler (werken)
aimer (houden van, leuk vinden)
adorer (dol zijn op)
arriver (aankomen)
chercher (zoeken)
commencer (beginnen)
détester (een hekel hebben aan)
demander (vragen)
donner (geven)
écouter (luisteren naar)
fumer (roken)
habiter (wonen)
Slide 29 - Tekstslide
présent:
verbes -er
regarder (kijken naar)
je regard
e
(ik kijk naar)
tu regard
es
il, elle, on regard
e
nous regard
ons
vous regard
ez
ils, elles regard
ent
Slide 30 - Tekstslide
imparfait:
verbes -er
nous regardons --> STAM -ons = regard
je regard
ais
(ik keek naar)
tu regard
ais
il, elle, on regard
ait
nous regard
ions
vous regard
iez
ils,elles regard
aient
Slide 31 - Tekstslide
passé composé:
verbes -er
j'ai regard
é
(ik heb gekeken naar)
tu as regard
é
il, elle, on a regard
é
nous avons regard
é
vous avez regard
é
ils, ils ont regard
é
Slide 32 - Tekstslide
futur:
verbes -er
Hele werkwoord + uitgang (denk aan "avoir)!
je regarder
ai
(ik zal kijken naar)
tu regarder
as
il regarder
a
nous regarder
ons
vous regarder
ez
ils regarder
ent
Slide 33 - Tekstslide
Tu _____ danser? (présent)
Slide 34 - Open vraag
Tu _____ avec lui? (zult werken)
Slide 35 - Open vraag
Tu ______ le film Intouchables à la télé? (kijken naar, imparfait)
Slide 36 - Open vraag
Je ____ avec lui hier soir! (werken, imparfait)
Slide 37 - Open vraag
Nous ______ ensemble dans ma chambre. (werken, passé composé)
Slide 38 - Open vraag
Slide 39 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
les verbes réguliers (er, ir, re)
11 dagen geleden
- Les met
34 slides
les verbes réguliers (er, ir, re)
11 dagen geleden
- Les met
34 slides
Les verbes réguliers + irréguliers
September 2024
- Les met
21 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Havo 3 ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden
Juni 2024
- Les met
35 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Les verbes réguliers en -er, ir et re
17 dagen geleden
- Les met
28 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2,4,5,6
Les verbes réguliers en -er, ir et re
September 2023
- Les met
28 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2,4,5,6
Les verbes réguliers en -er, ir et re
17 dagen geleden
- Les met
28 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2,4,5,6
Wat weet ik nog van de ww op er-ir-re in verschillende tijden? ww op IR
April 2024
- Les met
27 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3