Klas V3a (Kandinsky) - oefenen PW H2 (15 jan)

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Laatste les voor proefwerk

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Wat betekent herinrichting?
A
Een gebied waarin overheid slimme technologieën inzet om de dienstverlening te verbeteren.
B
Een gebied opnieuw inrichten, vaak met verandering van het ruimtegebruik.
C
Binnen de bestaande steden bijbouwen in lege of onbruikbaar geraakte gebieden.
D
Het beleid om woningen (en voorzieningen) gelijkmatiger over Nederland te verdelen.

Slide 5 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze omschrijving?
'Migratie op basis van leeftijd, inkomen en/of geslacht'
A
Spreidingsmigratie
B
Financiële migratie
C
Kennis migratie
D
Selectieve migratie

Slide 6 - Quizvraag

Kies het juiste woord:

Hoe dichter bij de binnenstad, hoe lager / hoger de grondprijs.

Slide 7 - Open vraag

'Het bouwen op het platteland buiten Amsterdam is een voorbeeld van verdichting'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide


Wat is re-urbanisatie?

Slide 10 - Open vraag

Re-urbanisatie
De trend dat mensen weer in de stad willen wonen;

Bevolkingsgroei in een stad na een periode van suburbanisatie.

Slide 11 - Tekstslide

Welk woord hoort bij deze zin?
'Iemand die in een andere plaats woont dan waar hij werkt'.
A
Reikwijdte
B
Autoluw
C
Forens
D
Vervoersarmoede

Slide 12 - Quizvraag


Wat is vervoersarmoede?
A
Verschijnsel waarbij er in een gebied weinig auto's kunnen of mogen komen door speciaal beleid.
B
Als iemand bewust ervoor kiest om op een milieuvriendelijke manier zich te verplaatsen.
C
Als iemand door beperkte verplaatsingsmogelijkheden niet kan deelnemen aan normale activiteiten.
D
De verplaatsing van mensen en goederen met behulp van een vervoersmiddel.

Slide 13 - Quizvraag

Klopt deze stelling?
'Het draagvlak is het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen blijven bestaan'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze zin?
'Stad waarin de overheid slimme, digitale technologieën inzet om de dienstverlening aan de burgers te verbeteren'.
A
Kennisstad
B
Smart city
C
Green city
D
Compactestadbeleid

Slide 15 - Quizvraag


Welk woord hoort bij deze zin?
'Ruw materiaal dat nog bewerkt moet worden'
A
Halffabricaat
B
Eindproduct
C
Grondstof
D
Bio-industrie

Slide 16 - Quizvraag


Juist of onjuist?
'Katoen is een voorbeeld van een halffabricaat'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag


Leg uit wat een lineaire economie is:

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide


Wat is een creatieve industrie?
A
Sector die zich bezighoudt met ontwerpen en innoveren.
B
Sector die gespecialiseerd is in de productie van chemische stoffen.
C
Sector gericht op gericht op agrarische en veeteeltactiviteiten.
D
Sector die zich richt met de ontwikkeling van het klimaat.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide