Les 03: Woordenschat 3

Wereldoriëntatie
Wereldoriëntatie en leven in Nederland
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Wereldoriëntatie, NT2Middelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wereldoriëntatie
Wereldoriëntatie en leven in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat
  1. de provincie= onderdeel van een land met eigen bestuur
  2. de stad= een plaats waar veel mensen wonen
  3. de hoofdstad= de belangrijkste stad van het land
  4. het landschap= groot stuk grond zoals je het voor je ziet
  5. de afstand= ruimte tussen twee plekken
  6. de kilometer= afstand van 1000 meter
  7. de rivier= breed water dat door een landschap stroomt
  8. de windrichting (noord, oost, zuid, west)= kant waar de lucht vandaan komt
  9. het eiland= stuk land dat door water is omringt
  10. de berg= een groter verhoging van de grond
  11. het verschil= dat wat anders is
  12. meer/minder= een groter/kleiner aantal

Slide 3 - Tekstslide

Wereldoriëntatie
  • lessen over de aarde, geschiedenis en mensen

  • deze week: nieuwe woorden

Slide 4 - Tekstslide

het dorp
het dorp= een kleine plaats waar mensen bij elkaar wonen

Waar is dit dorp?


Slide 5 - Tekstslide

het dorp

Slide 6 - Tekstslide

het dorp

Slide 7 - Tekstslide

het dorp

Slide 8 - Tekstslide

het dorp

Slide 9 - Tekstslide

het platteland
het platteland= een gebied buiten de stad, boerenland


Slide 10 - Tekstslide

het platteland

Slide 11 - Tekstslide

het gebouw
het gebouw= een plek waar mensen in  wonen of werken

Je hebt veel verschillende soorten gebouwen: kerken, stations, kantoren etc.

Slide 12 - Tekstslide

het gebouw

Slide 13 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 14 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 15 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 16 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 17 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 18 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 19 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 20 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 21 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 22 - Tekstslide

Waar is dit gebouw?

Slide 23 - Tekstslide

de snelweg
de snelweg= een weg waar alleen auto's op mogen

Hoeveel kilometer per uur mag je op de snelweg?

Slide 24 - Tekstslide

druk/rustig
druk= veel mensen of veel geluid

rustig= weinig mensen of weinig geluid

Je kan het ook druk hebben
of iemand kan rustig zijn

Slide 25 - Tekstslide

druk of rustig?
druk of rustig?

Slide 26 - Tekstslide

druk of rustig?
druk of rustig?

Slide 27 - Tekstslide

Druk of rustig?

Slide 28 - Tekstslide

het openbaar vervoer

het openbaar vervoer= verplaatsen met taxi, bus, trein, metro of tram

Slide 29 - Tekstslide

de winkel
de winkel= een bedrijf waar je dingen kunt kopen

Er zijn verschillende soorten winkels.

Slide 30 - Tekstslide

welke winkel is dit?

Slide 31 - Tekstslide

welke winkel is dit?

Slide 32 - Tekstslide

welke winkel is dit?

Slide 33 - Tekstslide

de fabriek
de fabriek= een bedrijf waar dingen worden gemaakt

Welke dingen worden in een fabriek gemaakt?

Slide 34 - Tekstslide

meest/minst
meest= het grootste aantal

minst= het kleinste aantal

Welk land heeft de minste bergen?
Welk land heeft de meeste bergen?

Slide 35 - Tekstslide

Woordenschat
  1. het dorp= een kleine plaats waar mensen bij elkaar wonen
  2. het platteland= een gebied buiten de stad, boerenland
  3. het gebouw= een plek waar mensen in wonen of werken
  4. de snelweg= een weg waar alleen auto's op mogen
  5. druk= veel mensen of veel geluid
  6. rustig= weinig mensen of weinig geluid
  7. het openbaar vervoer= verplaatsen met taxi, bus, trein, metro of tram
  8. de winkel= een bedrijf waar je dingen kunt kopen
  9. de fabriek= een bedrijf waar dingen worden gemaakt
  10. meest= het grootste aantal
  11. minst= het kleinste aantal

Slide 36 - Tekstslide