hoofdstuk 4 Balie, representatie en communicatie

H4 - Balie, representatie en communicatie 

- lessen up les
- Hoofdstuk maken 
Test jezelf. 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4 - Balie, representatie en communicatie 

- lessen up les
- Hoofdstuk maken 
Test jezelf. 

Slide 1 - Tekstslide

Leg Blz 197 voor je
De begrippenlijst. Schrijf de begrippen op als deze langs komen in de les. 

Slide 2 - Tekstslide

Balie medewerkster
Representatief= een verzorgt uiterlijk, schone en nette kleding, vriendelijk en netjes gedrag. 
Uniformen/ Werkkleding. 

Slide 3 - Tekstslide

wat zou de reden zijn voor een bedrijf om bedrijfskleding te dragen?

Slide 4 - Open vraag

Antwoord 
-Personeel is herkenbaar
-personeel ziet eruit zoals bedrijf dat wil
-Het  kan de veiligheid vergroten
-Het zorgt voor hygiëne

Slide 5 - Tekstslide

Noem voorbeelden van wat je qua kleding echt niet kan dragen tijdens werken in de zorg?

Slide 6 - Open vraag

Persoonlijke hygiëne 
Persoonlijke hygiëne betekend verzorging van je eigen lichaam.
mensen werken veel liever samen als jij er verzorgt uitziet. 
Bijv: Tanden poetsen, haren wassen, Handen wassen, nagels verzorgen, 
 

Slide 7 - Tekstslide

Waarom in persoonlijke hygiëne zo belangrijk?

Slide 8 - Open vraag

antwoord
-Heeft invloed over hoe mensen naar jou kijken en omgaan. 
- Geeft jou zelfvertrouwen. 
- Voor de gezondheid. 

Slide 9 - Tekstslide

Communicatie 
Is erg belangrijk in de zorg. 
Je kunt elkaar iets vertellen of vragen. 
Zorgen voor contact tussen organisatie en bezoeker/cliënt
Zorgen voor een goede dienstverlening. 
 

Slide 10 - Tekstslide

Je hebt 2 verschillende soorten van communiceren. Welke 2 zijn er?

Slide 11 - Open vraag

Non-verbaal is?
A
zonder taal te gebruiken, maar met je handen, oogcontact, beweging,
B
communicatie met taal. je communiceert met worden.

Slide 12 - Quizvraag

non-verbaal - Verbaal 
Non-verbaal = zonder spraak, maar met houding en bewegingen
Verbale communicatie= .Communiceren met taal je praat mat worden. 

Slide 13 - Tekstslide

Blz 174 
Bekijk het filmpje in de volgende dia en maak de vragen 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Maak de vragen op Blz. 181 

Slide 17 - Tekstslide

wat vandaag af moet zijn:
174-175-176-177-178-179-180-181-182-183

Slide 18 - Tekstslide

Luisteren 


Wat je denkt uit je meestal met taal (verbaal).
 Wat je voelt en wilt, uit je vaak met gedrag (non-verbaal).

Actief luister doe je bewust moeite om iemand te begrijpen. 
Basisvaardigheden van actief luisteren zijn:
Kijk de bezoeker aan.
Stel vragen om de bezoeker beter te begrijpen.
Geef een korte samenvatting van het verhaal dat je gehoord hebt om te controleren of je het goed hebt begrepen. Uit laten praten. LSD 
Laat de bezoeker uitpraten.

Slide 19 - Tekstslide

Welke 2 manieren om vragen te stellen heb je?

Slide 20 - Open vraag

Open vraag

Slide 21 - Woordweb

Gesloten vraag

Slide 22 - Woordweb

Open vraag kan je altijd met een langer antwoord beantwoorden
Bijv: Met wie ga jij morgen naar de film? 
Gesloten vraag kan je altijd heel kort beantwoorden
Bijv: Ga jij  morgen middag naar de film? 

Slide 23 - Tekstslide

Taalgebruik
Informele en formele taal
Informele taal is taal die je dagelijks gebruikt. Je hoeft je niet aan allerlei regels te houden, het is vaak taal die je gebruikt onder vrienden of bekenden. 

Formele taal is taal volgens de regels, het is ‘zakelijke taal’. Je gebruikt formele taal in een zakelijk gesprek. Je moet je hierbij aan regels of afspraken houden

Slide 24 - Tekstslide

informele zinnen

Slide 25 - Woordweb

formele zinnen

Slide 26 - Woordweb

Omgangsvormen

Het is belangrijk dat je met respect omgaat met mensen.
Ontvangst: 1 Begroet mensen netjes . 2Maak oogcontact.
3 Geef je een hand, doe dit met je rechterhand. 4 Stel je zelf evt. voor.
5 Houd de deur voor de bezoeker open.
6 Vraag waarvoor de bezoeker komt.
7 Begeleid de bezoeker naar de juiste plek.
8 Help de bezoeker eventueel uit de jas en hang die op de kapstok.
9 Bied de bezoeker evt. iets te drinken aan.
10 Pas je taalgebruik aan.

Slide 27 - Tekstslide

Je of U 
Begin altijd in u-vorm, de klant of gast geeft zelf aan als hij liever met ‘jij’ wordt aangesproken.
Gesprek: Zorg voor oogcontact tijdens een gesprek.
Luister goed naar de klant.
Zit of sta rechtop, ga niet hangen of leunen.
Sta niet te dichtbij een klant.
Zorg ervoor dat het gesprek niet stilvalt. Tenzij je slecht nieuws zou brengen. 
Rond een gesprek netjes af.

Slide 28 - Tekstslide

Hoe sluit je een gesprek netjes af?

Slide 29 - Open vraag

Geef bij het afscheid nemen je rechterhand.
Laat je gast uit, loop bijvoorbeeld mee naar de deur.
Bedankt de gast/klant voor het bezoek.
Het is belangrijk dat je als baliemedewerker beleefd bent.
Beleefdheid is een manier van omgaan met mensen waarbij je laat zien dat je een ander respecteert.


Slide 30 - Tekstslide

Vandaag maken: 
BLZ. 182-183-186-187-188-191-193-194-195

Slide 31 - Tekstslide

Jullie gaan een email schrijven naar de ouders van een kinderdag verblijf. 
Kijk op blz: 189 
deze sla je op in de One drive 

Slide 32 - Tekstslide

Oefening op Blz 184 
Klassikaal 

Slide 33 - Tekstslide