Les 6: hoofdstuk 7: Spijsverteringstelsel en type gebitten

Hoofdstuk 7: Spijsverteringsstelsel 
en type gebitten


IBS 4: Boerderij

mbo niveau 2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7: Spijsverteringsstelsel 
en type gebitten


IBS 4: Boerderij

mbo niveau 2

Slide 1 - Tekstslide

Noem een functie van het spijsverteringstelsel.

Slide 2 - Woordweb

Spijsverteringsstelsel
Verteerd het voedsel dat een dier tot zich neemt. 

Verschillende functies:
1. Opname van voeding van buiten het lichaam naar in het lichaam van het dier
2. Verwerking van voeding tot opneembare voedingsstoffen = spijsvertering
3. Transport van voedsel, verteringsproducten, voedingsstoffen en reststoffen 
door het lichaam
4. Uitscheiding van onbruikbare verteringsproducten

Slide 3 - Tekstslide

Wat is er nodig voor de vertering van voedsel?

Slide 4 - Open vraag

mond
slokdarm
maag
alvleesklier
nuchtere darm
dikke darm
endeldarm
anus
blinde darm
12vingerige darm
lever
galbaas

Slide 5 - Sleepvraag

Wat zijn peristaltische bewegingen?
A
gecoördineerde samentrekkingen van de spieren om iets op zijn plek te houden
B
de bewegingen van de maag
C
gecoördineerde samentrekkingen van de spieren om iets kapot te maken
D
gecoördineerde samentrekkingen van de spieren om iets voort te bewegen

Slide 6 - Quizvraag

Functies organen 

De mond:
  • Opnemen voedsel
  • Kauwen
  • Transporteren
  • Speekselproductie

De slokdarm:
voedselbrok naar de maag transporteren (peristaltische beweging)
Maag:
Bovenste gedeelte:
  • Maagsap aan voedselbrij toevoegen
  • Voorbereiding vertering eiwitten en vetten
  • Bacteriën in voedsel doden

Onderste gedeelte:
  • Kneden en fijnmalen
  • Voedselbrij vermengen met maagsappen

Slide 7 - Tekstslide

Noem een functie van de lever.

Slide 8 - Woordweb

Functies organen

twaalfvingerige darm
De vertering van eiwitten, vetten en
koolhydraten voortgezet (mbv alvleessap en darmsappen). 
Ook wordt er gal toegevoegd aan de voedselbrij die de vetten emulgeert

dunne darm
De stoffen die oplosbaar gemaakt zijn (met darmsap), gaan via de darmvlokken naar het bloed en vandaar naar alle organen.
 

lever
  • Afbraak van giftige stoffen
  • Opslag van nuttige stoffen (zoals suiker).
  • Voedingsstoffen bewerken (bij tekort aan) 
  • Breekt oude rode bloedcellen af. 

galblaas
Opslag van gal. 
Gal maakt van grote vetdruppels kleine, zodat deze makkelijker te bewerken zijn voor de andere verteringssappen.

Slide 9 - Tekstslide

functies organen

alvleesklier
  • Maakt hormonen die ervoor zorgen dat de hoeveelheid suiker in het bloed gelijk blijft (insuline)
  • Er wordt spijsverteringssap (alvleessap) gemaakt.  Er zit ook een stof in die zuur uit de maag uitschakelt.


blinde darm
bij mensen geen functie.
Sommige planteneters hebben een zeer grote blinde darm waarin bacteriën leven die helpen de celwanden van planten te verteren 
(= achterdarm verteerders)

Slide 10 - Tekstslide

orgaan functies

dikke darm
geen vertering meer: uit de onverteerde resten van
het voedsel (vooral celwanden van planten) wordt het water gehaald.
endeldarm
het laatste stuk darm waarin alle onverteerbare voedselresten worden
opgeslagen

anus
een kringspier die de endeldarm afsluit.
de onverteerbare voedselresten uitscheiden

Slide 11 - Tekstslide

Carnivoor; verteringstelsel 

Omnivoor; verteringsstelsel

Herbivoor; verteringstelsel 
kort
middel
lang

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe heet de 'gewone' maag van de koe?
A
boekmaag
B
netmaag
C
lebmaag
D
pens

Slide 13 - Quizvraag

Vertering koe
  • pens:
opslag- en verteervat voor tientallen liters
  • netmaag:
trekt samen en maak een selectie wat door gaat  naar de 
boekmaag (het vloeibare) en wat terug  gaat naar de pens 
(het stekelige)
  • boekmaag
haalt het water uit de maag
  • lebmaag


Slide 14 - Tekstslide

Hoe eten/pakken koeien gras uit de weide?
A
pakken gras vast met de lippen en bijten het daarna af
B
pakken het gras vast met de tong en bijten het daarna af

Slide 15 - Quizvraag

2

Slide 16 - Video

01:07
Is de dunne darm van een paard langer of korter dan die van een
vleeseter?
A
korter
B
langer

Slide 17 - Quizvraag

02:34
Hoe herken je koliek?

Slide 18 - Woordweb

Vertering paard
  • beweeglijke lippen (gras vastpakken, plantdelen selecteren)
  • kauwen met malende beweging (links/rechts afgewisseld)
  • 1 maag (afgesloten met sterke sluitspier)
  • lange dunne darm
  • veel winden laten door verteringsproces in blinde darm
  • plantencellen afgebroken in blinde en dikke darm  
                   = minder effectief dan herkauwen van voedsel
  • darmstelsel opgehangen in buikholte door een lange ophangband
            hierdoor in de knoop: koliek   

Slide 19 - Tekstslide

Waarom kan een paard niet braken?
A
door de sterke sluitspier van de maag
B
geen peristaltische bewegingen in de slokdarm
C
kan geen vinger in z'n keel steken
D
heeft 4 magen

Slide 20 - Quizvraag

Vertering vogels
  • krop: weken
  • kliermaag: extra verteringssappen
  • spiermaag: voedsel verkleinen en vermalen (met steentjes)
  • 2 blinde darmen: om ruwe celstof af te breken
  • dikke darm gaat over in de cloaca

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Cloaca

Slide 23 - Tekstslide

Waarom hebben zaadeters een krop en sommige roofvogels niet?

Slide 24 - Open vraag

type gebit
  • Herbivoren:
plooikiezen
vaak geen hoektanden
soms ook geen boventanden
  • Omnivoren
knobbelkiezen
altijd hoektanden,
  • Carnivoren
knipkiezen

Slide 25 - Tekstslide

Herbivoren:

Omnivoren

Carnivoren:
knipkiezen
knobbelkiezen
plooikiezen

Slide 26 - Sleepvraag

  • Kegelsnavel:
voor het verwerken van zaden
  • Spitse kegelsnavel:
zaadeters die soms insecten eten
  • Priemsnavel:
 insecten- en fruiteters
  • Kromsnavel:
zaden verwerken en noten kraken
  • Kippensnavel:
Voor het oppikken van voedsel van de grond
  • Zeefsnavel:
om voedsel uit het water te filteren
  • Haaksnavel:
voor het dood maken of het verscheuren van de prooi

Slide 27 - Tekstslide

Wat eten vogels met een priemsnavel?
A
voedsel uit het water
B
insecten en fruit
C
zaden en noten
D
prooi

Slide 28 - Quizvraag

Gebit paard
  • kiezen: maalfunctie (plat op kauwvlakte)
  • tot  16 uur per dag aan het grazen en fijnmalen voedsel
  • melkgebit en blijvend gebit
  • snijtanden, haak- of hoektanden en kiezen
  • merrie geen haak- of hoektanden! (enkele keer wel)
  • snijtanden in onder- en bovenkaak 
            (rund alleen onderkaak)

Slide 29 - Tekstslide

Welk soort paard heeft geen haak- of hoektanden?
A
merrie
B
hengst
C
ruin

Slide 30 - Quizvraag

Aan de slag 
Hoofdstukvragen:
hoofdstuk 9 + 10

Leeractiviteiten:
4.15 / 4.16 / 4.17 / 4.18

joinmyquiz.com
rassenkennis rund: 1769 1037
rassenkennis paard: 6225 5517
rassenkennis varken: 6435 2669
rassenkennis kip: 4128 3997
rassenkennis schaap: 1611 8173
doelen runder en schapen rassen: 0563 2413


Slide 31 - Tekstslide