Voorzetsel

WELKOM BIJ NEDERLANDS
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

WE WETEN WAT EEN VOORZETSEL IS


WE KUNNEN EEN VOORZETSEL HERKENNEN IN DE TEKST

Slide 2 - Tekstslide

VOORZETSEL

een (kort) woord dat je voor:

... de kast
... de vakantie (het feest)

kunt zetten.

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf zoveel mogelijk voorzetsels op

Slide 4 - Woordweb

a. 'Tijdens' is een voorzetsel.
b. 'Op' is een voorzetsel.
c. 'Sommige' is een voorzetsel.


A
a. waar b. waar c. waar
B
a. waar b. niet waar c. niet waar
C
a. waar b. waar c. niet waar
D
a. niet waar b. niet waar d. waar

Slide 5 - Quizvraag

WAT IS GEEN VOORZETSEL?
A
onder
B
tussen
C
via
D
de

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN voorzetsel?
A
hier
B
in
C
tussen
D
wegens

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen voorzetsel?
A
achter
B
warm
C
tijdens
D
in

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het voorzetsel?
A
in
B
thuis
C
de
D
kraan

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het voorzetsel?
A
en
B
tijdens
C
juf
D
omdat

Slide 11 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten in de zin.
Het enorme vliegtuig is geland op Schiphol 
werkwoord
voorzetsel
bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
Het
enorme
vliegtuig
is 
op

Slide 12 - Sleepvraag