Alle / allen

timer
15:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg spelling lastige woorden.....

doe mee....!

Slide 2 - Tekstslide

Alle of allen?

Beide of beiden?


Woorden als alle(n), enkele(n), weinige(n), sommige(n) 

en vele(n) schrijf je soms zonder (-n) en soms met (-n).


Hoe zit het nou?

Slide 3 - Tekstslide

Meervouds - n bij verwijzingen
Wanneer schrijf je sommige(n), alle(n), enkele(n), andere(n), vele(n) etc.?
  1. Als het een bijvoeglijk naamwoord is, schrijf je het zonder -n.                        Alle jongens hebben een voetbalbroek aan.
  2. Verwijst het woord naar personen, schrijf je het met -n.                   Sommigen van deze groep sporten liever in een jogging.
  3. Verwijst het woord niet naar personen, schrijf je het zonder-n.                      De boeken uit de mediatheek gaan alle mee naar beneden.

Slide 4 - Tekstslide

UITZONDERING!
- Staat er geen zelfst. nw. achter (zoals bij een bijv. nw.), maar kun je die wel denkbeelding invullen (het wordt al ergens voor of achter de zin gebruikt)? Dan schrijf je het zonder -n.
De meeste zitten op hun plek, want de leerlingen willen snel beginnen.

- Bij alle(n) en beide(n) vul je wel een -n in als het verwijst naar personen.
Meneer Biesheuvel en meneer Visser hebben iets gemeen. Ze geven beiden aardrijkskunde.

Slide 5 - Tekstslide

Beide(n) zijn getrouwd en hebben kinderen.
A
beide
B
beiden

Slide 6 - Quizvraag

De lege inktpatronen zijn alle(n) vervangen door nieuwe.
A
alle
B
allen

Slide 7 - Quizvraag

Beide(n) zijn gebouwd in de jaren dertig van de vorige eeuw.

Slide 8 - Open vraag

Peter en Wim weten nog niet of ze gaan, maar de meeste(n) gaan zeker.

Slide 9 - Open vraag

Ze zijn alle(n) lid van de bibliotheek.
A
alle
B
allen

Slide 10 - Quizvraag

De chocoladeletters waren beide(n) gebroken.
A
beiden
B
beide

Slide 11 - Quizvraag

Sommige(n) moesten nog een treinkaartje kopen.

Slide 12 - Open vraag

Alle proefwerkblaadjes waren ingeleverd, maar op sommige(n) stond geen naam.
A
sommige
B
sommigen

Slide 13 - Quizvraag

Vandaag doen 
Bereid je voor op de toets / het dictee morgen: 
Leren theorie leswijs 2.4 en 3.4 
leren handboek hoofdstuk 4: 4.2 / 4.3 / 4.5 / 4.6 / 4.7 / 4.8 / 4.10. 

Slide 14 - Tekstslide