In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland
Slide 1 - Tekstslide
...uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden
en dat de liberalen de macht hadden.
...beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
...uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling
steeds meer gingen onderscheiden.
Aan van deze paragraaf kan je...
om er in te komen een filmpje...
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Lees blz 16
Welke drie stromingen waren er in het parlement?
Wat is censuskiesrecht
Wat is algemeen kiesrecht
Slide 4 - Tekstslide
Vorige les:
De Luxemburgse kwestie
Slide 5 - Tekstslide
liberalen, socialisten en confessionelen
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Liberalen
Socialisten
Confessionelen
VVD
D66
PvdA
SP
CDA
CU
SGP
Wat zien we tegenwoordig nog terug van deze stromingen?
Slide 8 - Tekstslide
1848: een parlementaire democratie, maar lang niet iedereen mocht stemmen.
censuskiesrecht: alleen mensen die rijk genoeg zijn om een bepaald bedrag aan belasting te betalen, mogen stemmen. (11% van de volwassen mannen)
Vrouwen hadden geen stemrecht.
Veel rijke mannen stemden op de liberalen. Zij hadden dan ook de macht in het parlement
De socialisten wilden het anders. Zij wilden algemeen kiesrecht
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
Slide 9 - Tekstslide
Gevolgen industriële revolutie:
Verstedelijking
De sociale kwestie
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
sociale wetten
schoolstrijd
Slide 10 - Tekstslide
Lees blz 18
Hoe denken de aanhangers van verschillende stromingen over de sociale kwestie en het onderswijs
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
De Het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden wordt de sociale kwestie genoemd
Lage lonen
Massale werkloosheid
Vrouwen- en kinderarbeid
Slechte woonomstandigheden
Slechte werkomstandigheden
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 13 - Tekstslide
Er waren nog weinig wetten om arme arbeiders te helpen. Dit soort wetten noem je sociale wetten.
De enige wet die er was:
armenwet.
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 14 - Tekstslide
Socialisten: Maak meer sociale wetten om armen te helpen.
Liberalen: Tegenstander van dit soort wetten. Regering moet zich niet bemoeien met burgers.
Confessionelen: God had rijk en arm bepaald. Wetten waren dus niet nodig.
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 15 - Tekstslide
Schoolstrijd: Een politieke ruzie over de vraag wie het bijzonder onderwijs moet betalen
In NL: Openbaar onderwijs en Bijzonder onderwijs (protestants of katholiek onderwijs).
De overheid betaalde alleen Openbaar onderwijs. Confessionelen vonden dat Bijzonder onderwijs ook betaald moest worden door de overheid. De liberalen waren hier tegen.
Deze politieke ruzie wordt de schoolstrijd genoemd
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 16 - Tekstslide
Liberalen: De overheid is niet verantwoordelijk voor godsdienstlessen (kerk en staat zijn gescheiden)
Confesionelen: Overheid moet ook het bijzonder onderwijs betalen
(bijzonder onderwijs: katholieke en protestante scholen)
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 17 - Tekstslide
Samenvattend:
De aanhangers van de verschillende politieke stromingen verschillend over de armoede en het onderwijs.
- de sociale kwestie
-de schoolstrijd
Slide 18 - Tekstslide
§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
B
Sociale kwestie en schoolstrijd
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
C
Stromingen organiseren zich
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
sociale wetten
schoolstrijd
Slide 19 - Tekstslide
Afsluiting
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken De protestanten werden ook wel de kleine luyden genoemd
Slide 20 - Tekstslide
Maak de vragen 1 t/m 10
Blz 17 t/m 19
klaar? Test je zelf online paragraaf 1
Slide 21 - Tekstslide
C: stromingen organiseren zich
Je kunt uitleggen hoe de politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden
Slide 22 - Tekstslide
De verschillende groepen gingen streven naar gelijke rechten.
(armen hadden geen kiesrecht, minder kans op scholing of goede gezondheidszorg)
Slide 23 - Tekstslide
Welke groepen ook al weer?
Liberalen
socialisten
Katholieken (confessionelen)
Protestanen (confessionelen)
Slide 24 - Tekstslide
wat weten we nog?
Slide 25 - Tekstslide
Tekst
socialisme
katholieken
liberalen
protestantse
Slide 26 - Sleepvraag
Tekst
socialisme
katholieken
liberalen
protestantse
Slide 27 - Sleepvraag
Tekst
socialisme
katholieken
liberalen
protestantse
timer
0:10
Slide 28 - Sleepvraag
Tekst
socialisme
katholieken
liberalen
protestantse
Vrijheid
Slide 29 - Sleepvraag
Socialisten
Protestanten
Katholieken
Liberalen
Slide 30 - Sleepvraag
Censuskiesrecht was het kiesrecht wat de liberalen graag wilden. Wat is 'censuskiesrecht'?
A
Alleen rijke mannen en vrouwen hadden kiesrecht
B
Alleen de koning bepaalde wie mocht stemmen
C
Alleen de adel en kooplieden mochten stemmen
D
Alleen een groep rijke mannen had kiesrecht
Slide 31 - Quizvraag
Wie was een bekende Nederlandse politicus?
A
Thorbecke
B
Einstein
C
Mozart
D
Picasso
Slide 32 - Quizvraag
Wie is deze man en bij welke politieke stroming hoorde hij?
Slide 33 - Open vraag
Wie heeft de grondwet van 1848 gewijzigd?
A
Scheapman
B
Thorbecke
C
Willem 2
D
Troelstra
Slide 34 - Quizvraag
Welke politieke stroming was voorstander van de grondwetswijziging?
A
Conservatief
B
Socialisme
C
Feminisme
D
Liberaal
Slide 35 - Quizvraag
Wie was de koning van Nederland in 1848?
A
Willem 2
B
Willem 1
C
Willem 3
D
Thorbecke
Slide 36 - Quizvraag
Welke politieke partij is liberaal?
A
VVD
B
PvdA
C
CDA
D
VARA
Slide 37 - Quizvraag
Liberalisme
Slide 38 - Woordweb
Conservatief
Slide 39 - Woordweb
Socialisme
Slide 40 - Woordweb
MAAK OPDRACHT 1 T/M 10 BLZ 16 EN 19
KLAAR: VRAAG HET ANTWOORDMODEL
VUL HET GELE BOEKJE IN T/M VRAAG
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Je mocht in Nederland alleen stemmen als je rijk genoeg was. Dit noemen we het censuskiesrecht. Vrouwen mochten sowieso niet stemmen. De liberalen hadden de macht in het parlement. De socialisten wilden dit anders. Zij wilden algemeen kiesrecht.
De opkomst van de industriële revolutie zorgde voor veranderingen in de maatschappij: verstedelijking en de sociale kwestie. Voorbeelden zijn lage lonen, massale werkloosheid, kinderarbeid en slechte woon- en werkomstandigheden. Er waren nog maar weinig sociale wetten die de armen konden helpen.
Een belangrijk conflict tussen liberalen, socialisten en confessionelen was de schoolstrijd.
De burgers willen in de tweede helft van de 19e eeuw meer gelijke rechten. Dit noem je emancipatie. Om dit voor elkaar te krijgen gaan burgers samenwerken. Hierdoor raakt de samenleving verdeeld in groepen: de verzuiling.
Afsluiting
Slide 43 - Tekstslide
Maak de vragen op blz 19
Klaar: oefenboek
Slide 44 - Tekstslide
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
Slide 45 - Tekstslide
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
Slide 46 - Tekstslide
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken De protestanten werden ook wel de kleine luyden genoemd
Slide 47 - Tekstslide
paragraaf 1: Koning en parlement, een nieuwe grondwet