vtt regelmatig en onregelmatig (wwn 1-30)

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Ik heb de sticker op de doos ....... (plakken)

1. geplakkd
2. geplakd
3. geplakkt
4. geplakt

Ik heb gisteren aan jou ....... (denken)

1. gedacht
2. gedenkt
3. gedenken
4. gedenkd

Wij hebben gisteren pizza ...... (eten)

1. geëet
2. geëten
3. gegeten
4. gegeet

Mijn neef heeft al veel ...... (reizen)

1. gereizd
2. gereisd
3. gereist
4. gereizt

Je geloofde toch niet wat hij heeft ....... (zeggen)

1. zegt
2. gezegt
3. zegde
4. gezegd

Hij is direct in het koude water ....... (duiken)

1. geduikt
2. geduikd
3. geduiken
4. gedoken

Ons vliegtuig is te laat ...... (landen)

1. landt
2. gelant
3. geland
4. gelandet

Die president is vorig jaar ........(vermoorden)

1. vermoort
2. gevermoord
3. vermoord
4. vermord

Ik heb vorige week het gras ...... (maaien)

1. gemaait
2. gemaaid
3. gemaaien
4. maait

De politie heeft de auto een tijd ......(volgen)

1. gevolgd
2. gevolgt
3. volgdt
4. volgt

Hij heeft vandaag zijn bureau niet ....... (opruimen)

1. geopruimd
2. geopruimt
3. opgeruimd
4. opgeruimt

De jongens hebben een uur ......(voetballen)

1. gevoetbalt
2. gevoetbald
3. voetgebald
4. gevoetballd

Die man heeft nog nooit iets aan mij ...... (vragen)

1. vraagt
2. gevraagd
3. gevragd
4. gevraagt

Wat heb jij deze middag ...... ?
(drinken)

1. gedronken
2. gedrinken
3. gedrinkt
4. gedrankd

Jullie hebben ....... (beloven) vandaag flink te zijn.

1. belooft
2. begelooft
3. beloofd
4. gebelooft

Zijn buurman is vorige week ......(verhuizen)

1. verhuist
2. geverhuist
3. vergehuisd
4. verhuisd

Ik heb mijn been .......
(breken)

1. gebreekt
2. gebreekd
3. gebreken
4. gebroken