Stijlfiguren

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Prolepsis
Prolepsis: Bij een prolepsis wordt een woord of woordgroep helemaal voor in de zin geplaatst waardoor er de nadruk op valt.

Die Nederlandse grammatica, daar word ik zo moe van!
Pizza, daar kan ik er elke dag wel drie van op…

Slide 2 - Tekstslide

Repetitio
de eenvoudigste vorm van een enumeratie.

Uur na uur zagen we hetzelfde tijdens de rit.

Slide 3 - Tekstslide

Enumeratie
een opsomming die wordt gebruikt om iets te benadrukken.

Ik zag urenlang alleen maar heuvels, bomen en geiten.

Slide 4 - Tekstslide

Is de uitspraak waar of niet waar?
Een repetitio bestaat uit een opsomming van drie onderdelen.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Retorische vraag
een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Het antwoord zit namelijk in de vraag opgesloten.

Liggen we hier niet lekker in de zon?

Slide 6 - Tekstslide

chiasme
Bij deze stijlfiguur worden de overeenkomstige termen van twee formuleringen in omgekeerde volgorde geplaatst.
dames en heren
Χ
jongens en meisjes


Slide 7 - Tekstslide

inversie
Inversie betekent dat de volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm omgedraaid zijn. 

Een voorbeeld hiervan is: ‘Als ik nieuwe kleren krijg, word ik blij’.

Slide 8 - Tekstslide

(omgekeerde) climax
Een climax is een geleidelijke toename in kracht of spanning. Dit kan binnen één zin, maar soms ook over meerdere zinnen.
zeer ruw, ruw, zacht, fluweelzacht, allerzachtst
De omgekeerde climax of anticlimax is juist een afbouwing in sterkte.
Hij is wereldberoemd, nou ja... in Nederland, in onze stad dan. Ik bedoel: ik heb van hem gehoord.

Slide 9 - Tekstslide

parallellisme
Bij een parallellisme wordt nadruk gegeven aan een zin door twee keer (ongeveer) dezelfde zinsbouw of inhoud te gebruiken.
Spreken is zilver, zwijgen is goud.

Hij doet mij nederliggen in grazige weiden;
Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Understatement
Bij een understatement wordt iets op een spottende manier verkleind of verzwakt. Het verschil met het eufemisme zit hem in de spot.

Bill Gates heeft een aardig zakcentje verdiend met zijn computers.

Slide 12 - Tekstslide

Eufemisme
als je iets wat niet prettig of niet netjes is, op een verzachtende/ verbloemende/ nette manier onder woorden brengt.
 
Hoe is het met uw stoelgang?’, informeerde de dokter.

Door werkzaamheden heeft u wat extra reistijd naar Amsterdam.

Slide 13 - Tekstslide

Litotes
Met een ontkenning/verkleinwoord zwak je iets schijnbaar af, maar daarmee laat je het des te sterker uit komen! Verschil met understatement = de ontkenning.
 
De hoofdprijs in de loterij winnen, dat zou ik niet vervelend vinden.
Ik vond dat vijfsterrendiner niet vies.

Slide 14 - Tekstslide

Hyperbool
Bij een hyperbool wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt. Je gebruikt een hyperbool om iets te laten opvallen.

Ik heb een eeuw staan wachten.
Ik ben in een seconde terug.

Slide 15 - Tekstslide


Hij heeft een glaasje jenever teveel op.
Hyperbool of understatement?
A
hyperbool
B
understatement

Slide 16 - Quizvraag


Ik heb van de zenuwen geen oog dicht gedaan.
hyperbool of understatement?
A
hyperbool
B
understatement

Slide 17 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?

'Een leuk karretje', zei Hetty toen ze de Jaguar van Felix zag.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool
D
climax

Slide 18 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?

Helaas moest Kees zijn oude hond Willem laten inslapen.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 19 - Quizvraag

Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt?

Mijn vriend is bepaald niet dom.
A
eufemisme
B
litotes

Slide 20 - Quizvraag

Antithese
Bij een tegenstelling worden tegengestelde dingen gecombineerd zodat ze meer opvallen.

In een politieserie heb je altijd de goedaardige agent en zijn strenge collega

Slide 21 - Tekstslide

Paradox
Een schijnbare tegenstelling. Hij bestaat uit een combinatie die niet lijkt te kloppen. Als je er dan nog eens over nadenkt, blijkt het toch wel mogelijk te zijn.

Schrijven is de kunst van het schrappen.
Weinig alcohol kan te veel zijn.
Alleen samen krijgen we corona onder controle.

Slide 22 - Tekstslide

Antithese of paradox?
Hij zei dat hij zichzelf heel succesvol, goed, knap en bescheiden vond.
A
Antithese
B
Paradox

Slide 23 - Quizvraag

Antithese of paradox?
Zij steunen elkaar door dik en dun.
A
Antithese
B
Paradox

Slide 24 - Quizvraag

Ambiguïteit
Ambiguïteit is dubbelzinnigheid bij vormgelijkheid van woorden, woordgroepen of zinnen. Voorbeelden:

(1) Dit gedicht schaamt zich gedicht te zijn.
(2) Daar liepen vrouwen in klederdracht, die ik nog niet eerder had gezien. 

Slide 25 - Tekstslide

exclamatie
Dit is een uitroep. 

Hoera! Jee! Geweldig!

Slide 26 - Tekstslide

Ironie, sarcasme, cynisme
De spot is bij de begrippen verschillend van aard en toon:
ironie is een uiting van bedekte, milde spot
(1) ‘Je kletst me de oren van het hoofd’, (zegt de leraar tegen het stille, verlegen meisje.);
sarcasme is een uiting van bijtende spot
(2) ‘Je moet vooral zo doorwerken, dan kom je er in ieder geval’, zegt de mentor tegen de havoleerling (die zijn taak weer niet gemaakt heeft).;


Slide 27 - Tekstslide

Ironie, sarcasme, cynisme
De spot is bij de begrippen verschillend van aard en toon:
cynisme toont ongeloof in de oprechtheid of goede bedoelingen van de mensen, en die houding wordt met bittere of wrede spot geuit
(3) ‘We gaan hem nu opereren. Als hij blijft leven, hadden we het bij het rechte eind; als hij sterft, hebben we toch wat bijgeleerd’, zegt de specialist over een patiënt.

Slide 28 - Tekstslide

Neologisme
Een neologisme staat ook wel voor nieuwvorming. Als iets een neologisme is, staat dat ook wel voor een nieuw woord. Of dat nu deels gevormd is met woorden uit een andere taal, of met alleen Nederlandse woorden. Het kan allemaal. Meestal wordt bij de term ‘neologisme’ gedacht aan een woord dat bestaat uit Nederlandse elementen. Een nieuw Nederlands woord dus.
Sjoemelsoftware, furbyfluisteraar, flirtcoupé

Slide 29 - Tekstslide

Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een eigenschap die onlosmakelijk verbonden is met het genoemde, nog eens in een bepaling uitgedrukt, al dan niet bewust. 
Voorbeelden zijn: een houten boomstam, het groene gras en een ronde cirkel.

Slide 30 - Tekstslide

Tautologie
Een tautologie wordt een begrip tweemaal of meerdere malen genoemd, en bestaat doorgaans uit twee of meer woorden van dezelfde woordsoort. 
Enkele voorbeelden zijn: pais en vree, enkel en alleen, nooit ofte nimmer, onmiddellijk en meteen en niettemin toch

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Analyseer 'Sonnet van de nieuwe zomers' op rijm, beeldspraak en stijlfiguren

Slide 33 - Open vraag