Paragraaf 1 Het verschil tussen directe en indirecte lichtbron.
Paragraaf 1 Het verschil tussen absorptie en terugkaatsing.
Paragraaf 1 Het verschil tussen diffuse terugkaatsing en spiegeling.
Paragraaf 1 Wat is de spiegelwet voor hoek van inval (i) en hoek van terugkaatsing (t)?
Paragraaf 1 Hoe kun je een spiegelbeeld P' van P tekenen?
Paragraaf 1 Wat is het verschil tussen 'echt (voorwerp)' en 'virtueel (beeld)'?
Slide 5 - Tekstslide
Wat is belangrijk?
Paragraaf 2: Wat is een spectrum? Wat zijn spectraalkleuren?
Paragraaf 2: Wat is een spectroscoop? Wat doet de spectroscoop met mengkleuren?
Paragraaf 2: Wat is ultraviolettestraling (uv-straling)? Waarom is uv gevaarlijk? Wat kun je hiertegen doen? Wat kun je nog meer met uv-straling doen?
Paragraaf 2: Wat is infraroodstraling (ir-straling)? Wat kun je met ir-straling allemaal doen?
Paragraaf 2: Wat is een thermogram? Kijk goed naar de kleuren in afbeelding 15 op blz 93. Welke kleur zijn koud? Welke kleuren zijn heet?
Slide 6 - Tekstslide
Wat is belangrijk?
Paragraaf 3: Wat is licht breken? Vul een bak water. Stop je hand erin. Is je hand gebroken?
Paragraaf 3: Lenzen breken licht. Je hebt positieve en negatieve lenzen. Wat is het verschil?
Paragraaf 3: Wat is een convergente lichtbundel? Wat is een divergente bundel?
Par. 3: Wat is het verschil tussen convergente en divergente lenzen? Let op het brandpunt!
Paragraaf 3: Lenzen vormen een reëel beeld. Wat is het verschil met een virtueel beeld?
Paragraaf 3: Van alle lichtstralen die door de lens gaan zijn er twee belangrijk. Dit zijn de constructiestralen die je nodig hebt om te bepalen waar het beeld is. Welke zijn dit?
Slide 7 - Tekstslide
Wat is belangrijk?
Paragraaf 3: Met positieve lenzen kun je een reëel beeld maken. Waarom lukt dat met negatieve lenzen niet?
Paragraaf 3: Met een camera kan je van een voorwerp een beeld maken. De afstand tussen lens en voorwerp is de voorwerpafstand (v). De afstand tussen lens en beeld is de beeldafstand (b). Wat gebeurt er als je de voorwerpafstand verandert met de beeldafstand?
Let op hoofdletter B heeft te maken met de grootte van het beeld. Hoofdletter V staat voor de grootte van het voorwerp. De kleine letters horen bij de afstanden tot de lens. Ook bij f en F.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is belangrijk?
Paragraaf 4: Hoe werkt het oog? Leer de woorden in afbeelding 26.
Paragraaf 4: Wat doet het netvlies? Wat doet de iris met de pupil?
Paragraaf 4: Wat is accomoderen? Wat kunnen de ogen van verziende mensen niet zo goed? Wat kunnen bijziende mensen niet zo goed?
Paragraaf 4: Welke lenzen heb je nodig als je bijziend bent? Welke lenzen heb je nodig als je verziend bent?